Varia.
Volkomen wáár!
In de ‘Frankfurter Zeitung’ komt een correspondentie voor, waarin men kan lezen:
‘Voor de vreemdelingen, die Amsterdam bezoeken, staat 't vast, dat zij nergens, noch in Londen, noch in Brussel, Parijs, of zelfs bij de als onbeschoft uitgekreten Berlijners, vooral wat betreft de dames, aan zoo onaangename beleedigingen zijn blootgesteld, als in de schilderachtige straten dezer wonderbare, oude handelsstad. Een vreemdsoortige sluier, een veer op den hoed, een elegante mof, is voldoende om den toorn en de verwenschingen van de straatjongens op te wekken. En de woorden, die er dan vallen, laten aan ruwe gemeenheid niets te wenschen over.’
(Weekblad voor Indië).
Dit is volstrekt niet overdreven. Integendeel.
Het onderscheid tusschen Amsterdam en den Haag is in dit opzicht reusachtig groot, en de vergelijking valt geheel en al uit ten voordeele van den Haag, waar dezelfde vreemdelingen, die men in Amsterdam met steenen gooit, omdat hun toilet niet is overeenkomstig Amsterdamsche smaken (gelukkig voor vreemdelingen eigen smaak) volkomen ongemoeid hun gang kunnen gaan. Ik herinner mij, terwijl ik aan de Telegraaf werkzaam was, in dit blad een ingezonden stuk te hebben gelezen eener duitsche dame, die verklaarde nooit weer een voet in Amsterdam te willen zetten, van wege de scheldwoorden en op-en-aanmerkingen, die haar toilet had uitgelokt in Amsterdam, terwijl zij verklaarde in New-York, in Parijs, in Weenen, nimmer eenigen last van dien aard te hebben ondervonden. Zelve had ik gelegenheid, naar aanleiding van een beschouwing gewijd aan het bekende tooneelstuk: Gross-stadtluft, in de Telegraaf te vertellen van de droeve ervaringen eener mij bekende vreemdelinge, welke het had gewaagd in Amsterdam in een rood wandeltoilet zich te vertoonen. Het goede mensch had de bewuste japon eerst hier in den Haag gedragen zonder dat iemand naar haar keek. Bij haar aankomst echter op het perron te Amsterdam, lokte zij een haar zelve raadselachtig bekijk en aangegaap uit, zóó beleedigend, dat ze in het pension, waar ze zich inkwartierde, en waar haar verschijning eveneens met terughouding werd begroet, om opheldering vroeg, wat er eigenlijk niet met haar in den haak was, te oordeelen naar de afkeurende blikken op haar gevestigd. Hierop werd haar stijfjes geantwoord, dat rood een kleur was, die men in een stad als Amsterdam niet kon dragen, en dat zooiets ‘geen pas gaf’. - - - -
Commentaar overbodig!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.