eerste gezicht ‘krijgt,’ na manmoedige plichtsvervulling. Van talent en teekening der nevenpersonen is niet veel sprake; de oude mevrouw lijkt op een mislukte Dickens-figuur door te groote overdrijving.
Van Conretor Hauch, door Bernt Lie (H. Honig, Utrecht) kan in hoofdzaak hetzelfde gezegd worden als van het voorgaande boek. Alleen is het nog onwaarschijnlijker-gedacht, en veel minder goed van stijl en in elkaarzetting. Ook hier krijgt ‘zij’ haar ‘hij’ na zich plichtsgetrouw te hebben geofferd. Leer toch de jonge menschen, de jonge meisjes vooral, een betere, meer èchte levenswaarheid kennen, dan zulke zoetelijke lievige spelerij met het woord ‘liefde’. Zij gelooven zulke boeken, en bittere desillusie is er dan gewoonlijk het einde van, wanneer zij tot haar schade en schande ondervinden, hoe de ‘hij's’ niet zoo spoedig verlieven op het eerste gezichtje het beste heden ten dage, en nog veel minder zoo standvastig-trouw zijn, jaar in jaar uit, indien zij hardvochtig worden weggezonden door ouders of zelfopofferende dochters zelven. -
Bogoriana (Roman uit Indië), door Annie Foore. (Haarlem, Tjeenk-Willink en Zoon). Deze roman, van de zuster van mevrouw van Wermeskerken, heeft al de gebreken en al de deugden van een goeden ouderwetschen roman; een, zooals wij ze nu niet meer lezen, noch maken. Indië ook is gansch en al veranderd sinds zij ons van het toenmalige Buitenzorg vertelde. Het aardigste er in vind ik de teekening der Indische familie, zoo beminnelijk in den grond, zoo gastvrij, en zoo onberekend tot het in orde houden der te groote kinderschare. - De intrigue-zelf is dun en onnoozel. - De beide meest-bekende boeken der twee gestorven zusters kort na elkander in herdruk herlezend, kom ik tot de conclusie dat Jong-Hollandsch Binnenhuisje minder verouderd aandoet dan Bogoriana, waaruit men mag besluiten dat de roman van wijlen mevrouw van Wermeskerken dus getuigt van grooter talent dan die van wijlen mevrouw Yzerman; immers, wáàr talent veroudert nimmer. Dat ziet men het schitterendste bewaarheid aan een boek als De Camera Obscura; de personen en de toestanden erin mogen tot een verleden tijd behooren, de stijl en de menschenkennis doet je geen oogenblik ‘verouderd’ aan, in den zin van niet-mooi. -
De Speelbal, door mevrouw La Chapelle - Roobol (Amsterdam, Scheltema en Giltay). - Deze auteur schrijft ontspanningslectuur, zonder ‘kunst’-aanspraken, en zonder diepere of ernstige levensvragen, bij wijze van tendenzachtergrond, erin te vlechten. Van een genre als het hare valt niets bijzonders te zeggen; 't zijn letters die een ‘verhaal’ vormen, op dezelfde wijze als die van Louise B.B., Therese Hoven, Melati van Java e.a.
Gids voor Hilversum - (uitgegeven door de Hilversumsche winkeliers-vereeniging). - Daar dit werkje gratis wordt verspreid, in Nederland en in de Kolonieën, verdient het aanbeveling de aandacht er op te vestigen van allen, die een nieuwe woonplaats zoeken, hetzij uit Indië repatrieerenden, hetzij gepensioneerde ambtenaren, weduwen, enz. Immers, zonder zichzelf op onkosten te jagen, kunnen ze in elk geval kennis nemen van de voordeelen welke volgens dezen Gids Hilversum biedt als verblijfplaats. - Dat het een in een der vriendelijkste streken van ons land gelegen plaatsje is, door de nabijheid van Amsterdam daarenboven volstrekt niet afgelegen, weten we allen reeds, meen ik te durven aannemen. - Maar uit De Gids kan men nog allerlei wetenswaardigs ook vernemen, door middel van een wandeling door Hilversum, verfraaid met vele goedgelukte afbeeldingen; óók vele fiets-tochtjes, rijtoeren, enz. zijn aangegeven in het boekje waarvan gij U een ex. kunt laten toezenden door het bestuur: L. Akkerhuys, voorzitter, J.W. van Wetering, 1ste schrijver, Chr. J. van Eyck, penningmeester. -
Velen wat wils, praktische wenken door A.C. Manden in samenwerking met Elise A. Haeghton, (uitgave van N.V. ‘Amsterdamsche Boekhandel’ Amsterdam). - Dit is een boekje met ‘practische wenken’ over huishouding-doen, verwarming en verlichting, gezondheidsleer toegepast in de huishouding, etc., waarvan de meer of mindere nuttigheid door ieder die van deze wenken gebruik wil maken zelf zal moeten worden beproefd. - 't Geen ik las op blz. 12, omtrent het aanbevelenswaardige van weinige ornamenten slechts in een huiskamer, en het doelmatige van een altijd daar aanwezige goed-voorziene naaidoos, juich ik evenzeer toe als sommige andere meeningen over orde en regelmaat, en hetgeen daarbij behoort. Daarentegen komt het mij hoogst bedenkelijk voor te spreken over het bad en de badkamer als een ‘weeldeartikel’ - ‘dat zoo vele onkosten na zich sleept en dat men daarom wel kan ontberen’. Want het is juist een ingevleescht-onfrissche