Couperus, van een Borel en van zoovele anderen, niet gezegd kan worden dat uit het werk voortkomt zoo'n schoone, wijde gedachte; dat zij niet geven - als van Eeden's werk -, weer terugverborgen nog en klein, het bewustzijn van een verloren schoon, het bewust weten van iets waars dat in ons is geweest maar weer verloren is gegaan. En dat is hoogste kunst, het doel der kunst, ware kunst. En dat geeft van Eeden en daarom is hij een kunstenaar, een kunstenaar die zich veel, veel hooger dan zoovele anderen zich verheft boven de menschheid, waartusschen zich nog zoovele ‘kunstenaars’ bewegen. Een kunstenaar die nu niet zal begrepen worden, niet kàn begrepen worden nog, maar na tientallen van jaren, door een later geslacht zal worden opgemerkt, en ten volle begrepen en gewaardeerd, als hebbende vóóruit gezien in de komende dingen, als hebbende gegeven een schooner levensideaal en een grooter vertrouwen in het bereiken ervan.
En dit zal Johan Schmidt zeker vreemd toeschijnen, daar hij schrijft dat van Eeden slechts in theorie werkt en hij te onreëel is. Maar is dan het wezen van een practisch kunstenaar denkbaar en kan men in absoluut reëel zijn bestaan? Van Eeden kan slechts weinig, heel weinig aanbrengen in de eeuwenlange ontwikkeling die onze maatschappij nog vóórligt om het schoone ideaal te naderen dat den waren kunstenaar voor oogen ligt. En dat hij - de kleine mensch - in ons klein landje, daar zelf een aanvang mede wilde maken, wilde pogen, reeds eenige vaste lijnen te geven aan zijn droomenbeeld - het kan ons niet verwonderen dat dat heerlijk pogen toch ijdel moest wezen, maar komt juist, allen, allen lof hem toe die met zijn kleine kracht, maar met zijn reusachtige overtuiging reeds een aanvang wilde maken met het groote werk, waaraan honderde jaren door millioenen menschen zal moeten worden gearbeid. Neen - het getuigt van een zeer, zeer korte blik en van een uiterst bekrompen inzicht in de ontwikkeling van een geheele samenleving, zóó te oordeelen over het werk van Van Eeden, als dit is uitgesproken in Schmidt's artikel. Johan Schmidt weet wel hoe langzaam en traag gaat het streven naar de wereldvrede - maar dat er vooruitgang is in het naderen van dit ééne schoone doel nog slechts, waar nog zooveel, zooveel meer op verbetering en schooner inrichting en aanzien wacht, dat is zeker. En dat daarbij vele desillusies te wachten zijn en miskenning, ach - dat is een bittere waarheid - die zeker Van Eeden in de eerste plaats het sterkst gevoeld, en juist daarom dwingt hij onzen eerbied en bewondering af dat hij onvermoeid voortwerkt aan het groote werk voor allen, en:
‘Niet zal rusten voor zijn vrome taak
Voor hij zijn schoonste zelf bestendigd ziet,
In vast geheel van vlekkeloozen steen.’
En spreekt Johan Schmidt van een persoonlikheid, Van Eeden is meer dan dat - hij is een geest, machtig, die zich wijd uitbreidt, langzaam doordringt en reeds gevoeld wordt in verborgen hoekjes, maar eerst na jaren zal worden volkomen begrepen en zal worden geëerd als een der weinigen die ware kunst gaven, als een die was een verkondiger der waarheid, der oorspronkelijkheid, een wederbrenger van het ware menschenleven, als iemand die wars was van al de schijn, de conventie, van al het kleine, waarvan onze geheele samenleving een rampzalig mengelmoes is.
JOHAN KONING.