De Hollandsche Lelie. Jaargang 22(1908-1909)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Het hoogste in de Schepping blijft de Liefde. De stormwind loeit - wild zwiepen nu de boomen, In diepen vloed verzinken d' ijdle droomen, Zij staat bij d' oude, grijze abdij De blaadren ruischen droef: - voorbij. - Hier ging een Liefde vroeg ter ruste.... - - - - - - - - - - - Hiér was 't, waar hij voor 't laatst haar kuste, Hiér zwoer hij haar een duren eed, Nú is z' alléén - met smart en leed. - Het water stijgt.... daar klinkt een angstgeschrei - De golven stuwen.... bruisen woest voorbij - II. Zie hem, de monnik, eenzaam en alleen - Hij valt te voet - hij heeft dien kreet verstaan - ‘Ik ben gekruisigd - klinkt door 't droef geween, ‘Mijn God, neem mij rampzaal'ge, hier vandaan.’ ................. ................. Ver af van 't kerkhof rusten zij, Vaak gaan de menschen daar voorbij. - En zien zij 't graf dier twee - dan slaan z' een kruis, Voor rust van lijf en ziel in 't Hemel-huis. III. 't Is 't oude, droeve lied in nieuwen tijd, En 't zij men lache er om, of wel om schreit, Of twijfel-vol de schouders trekt omhoog, Of 't loochne, daar het Lot soms wreed bedroog, Het wonder in de Schepping blijft - de Liefde - ANNIE NAUTA. Naar het Duitsch. Vorige Volgende