avonds, toen Lorenzo met zijn edelen voorttrok langs de feëriek verlichte grachten, weerschijn werpende in het stille water en weerspiegelend de pracht van dien als een enkelen, een vol goud-, een zilver-, een kleurenchaos voortschrijdenden optocht. Het was een van de sprookjesbeelden, die men in de monotoniteit van het moderne leven te sterker gevoelt.
* * *
De tweede dag was de dag der kunst, gewijd aan de Muzen. En voor deze Florentijnsche omgeving,
Plato, de hoofdpersoon in 't Mimenspel.
al was het ook een Renaissance van slechts enkele dagen, beteekende dat heel wat. Want Lorenzo, nu teruggekeerd van Napels, waar hij - wonderlijk feit in de historie - zijn eigen ambassadeur was tegen de verbonden machten der naijverige republieken, tegen het banvonnis van den Paus, moge, naar de overlevering het vermeldt, in het laatst van zijn kortstondig en reeds in 1492 op 43-jarigen leeftijd geëindigd leven, minder een machtig heerscher zijn geweest dan hij het was in deze dagen van vreugde van 1469, - voor de kunst is zijn bewind een karakteristiek en nimmer overtroffen tijdperk geweest. Zijn hof was een tempel der kunst, die er gediend werd in alle hare vormen, maar in alle opzichten even subliem.
In de feestzaal - de Stads Doelen - herschapen in een voorname paleiszaal in Renaissance-stijl naar Florentijnschen kunstzin en smaak - was de stemming gevaren, die tevoren bij het samentreffen van Lorenzo en zijn ridders reeds in zoo hooge mate aanwezig was. In een optocht verliest men van de fijne détails der costumeering bijna alles, vraagt men als vanzelf naar het algemeen effect, dat een kleine, antieke stoet zoo licht in de warrelende moderne menschenmenigte verloren doet gaan. Maar in deze gestyleerde omgeving werd eerst recht duidelijk wat verkregen was, werd eerst recht gewaardeerd de studie en den arbeid, aan de ineenzetting der feestweek besteed.
En het spel van Platoon's leven is daar een succes geweest en, meer dan dat, het is een kenmerk van werkelijke wijding geworden voor de toeschouwers.
Het spel in vijf tafereelen met zang en muziek was werk van den dichter dr. P.C. Boutens, wien de componist Koeberg en de in deze dagen onvermoeide Henricus ter zijdestonden. En waar Willem Rooyaards met deze allen medewerkte, daar was het zeker, dat het geheel zou zijn een genot voor oog en oor. Vooral het oor is meer dan lieflijk gestreeld door de prachtige instrumentatie van Koeberg, van wien men als schepper der ‘Bloemensproke’ recht had wat goeds te verwachten. Onder zijn leiding heeft het Utrechtsch orkest deze klanken in rijke inspìratie en gevoelig temperament - hier temeer te waardeeren, waar Koeberg zich in overstemming met de plaats en de handeling aan bepaalde toonsoorten had te houden - zeer wel tot haar recht doen komen en van