Boekbeschouwing.
Stijn Streuvels.
De Vlaschaard, door Stijn Streuvels, (Uitgever L.J. Veen, Amsterdam).
Stijn Streuvels, (Zijn leven en zijn werk) door André de Ridder. (Uitgever L.J. Veen Amsterdam.)
‘Laat me nu maar seffens de opgetogenheid uitdrukken, waarmede me de Vlaschaard heeft vervuld.’
Dit zinnetje, dat ik letterlijk overneem uit het boek van André de Ridder over Stijn Streuvels, zijn leven en zijn werk, drukt zoo recht uit mijn eigen gevoelens over dezen Vlaanschen roman De Vlaschaard, dat ik niet beter weet te doen, dan er mijn opstel mee te beginnen.
Want, het is zulk een verfrisschend, verruimend gevoel eindelijk weer eens ‘opgetogen’ te kunnen zijn over een boek dat uitkomt, te midden van zóóveel onbeduldende prullaria, om niet eens te spreken van de weerzinwekkende gemeenheid en vuilheid, waarin de mééste hedendaagsche auteurs ons doen rondwaren.
Stijn Streuvels, ik besprak hem reeds meer dan eenmaal in dit blad, is de man, die ons de zekerheid geeft, dat er ook nog schrijvers bestaan van wezenlijk talent, onafhankelijke, zichzelf zijnde artisten, onder zoo veel humbug en aanstellerij en naäperij. Uit een oogpunt van enghartige ‘vaderlandsliefde’ beschouwd, is het voor ons jammer genoeg, dat deze man een Vlaming is pur-sang; zoodat wij in geen enkel opzicht recht hebben hem ons toe te eigenen, of ons op hem te verhoovaardigen! Want, al moge men nog zoo graag de klove willen overbruggen, met mooie woorden op taalverbroederingscongressen etc, het onomstootelijke feit blijft, dat de Vlaamsche literatuur kenmerkend verschilt van de Noord-Nederlandsche, zóó kenmerkend verschilt in woorden en uitdrukkingswijze, dat het voor den gewonen lezer zelfs heel dikwijls moeilijk, ja onmogelijk wordt de novellen en romans van Stijn Streuvels b.v. te ontcijferen, om niet eens te spreken van genieten!
Buysse, die verfranschte woordjes zet in zijn Hollandsch om daardoor te coquetteeren met zijn Vlamingschap, en dergelijke verhollandschte Belgen, o ja, diens taal is leesbaar voor elk Noord-Nederlander, ontlokt hem hoogstens een glimlach van spot hier en daar, om een mislukte overbrenging van een Fransche zegswijze in leesbaar Hollandsch! Maar het Vlaamsch, waarin Stijn Streuvels zijn romans, en André de Ridder zijn bewondering over die romans néérschrijven, zie, dat is iets aparts, iets van een eigen landaard, waarmee Noord-Nederland niets gemeen heeft!
Zooals het óók met de menschen uit De Vlaschaard (om bij dit boek nu te blijven) eigenlijk niets gemeen heeft, dan de algemeen-menschelijke eigenschappen, welke overal, in alle kringen en wereldstreken, dezelfde blijven! De stugge, berekenende, koele, in een sombere zwaarmoedigheid, gevolg onzer misten en regens, voortzeulende Noord-Nederlandsche boeren, zij staan lijnrecht tegenover de naîeve, zingende, zorgeloos-blij door den oogsttijd dansende, lachende Vlamingen, waarmee Stijn Streuvels ons in kennis brengt. Zijn beschrijver André de Ridder, die, zooals het gewoonlijk gaat in zulke gevallen, in zijn geestdrift soms te ver gaat, en dan méér wil bewijzen en ons opdringen, dan eigenlijk is in het belang van het voorwerp zijner bewondering, vergelijkt ergens den volgens hem ‘Europeeschen’ roman De Vlaschaard met dien anderen uit het boerenbedrijf, die inderdaad Europeesche vermaardheid heeft: La terre van Zola.
Hier nu gaat De Ridder in zijn ijver te ver. Neen, De Vlaschaard is géén roman van de beteekenis en de kracht van Zola's La Terre.
In het midden gelaten, in hoeverre ook dit boek, als de mééste der Rougon Macquart, zijn buitengewone verspreiding méér dankte aan de schauwe tooneelen erin, dan aan de genialiteit waarmede het is geschreven, mag toch geen enkel onpartijdig criticus aan Zola het genie ontzeggen, dat hem gemaakt heeft tot den schepper van meesterstukken van realisme! Naast een brok arbeid als La Terre, waarin met die handigheid, aan Zola eigen, het lief en leed, de schurkerijen en kleinzieligheden van gehéél een kleine dorpsmaatschappij zijn saâmgeweven en ontwikkeld, blijft de inhoud