te spreken. Hier is mede een voortreffelijk voorbeeld van èchte vaderlandsliefde, die zich oplost in, zich vereenzelvigt met een daad van zeldzame menschenliefde.
Wie weet, dat, in wêerwil van de rechterlijke beëindiging der Dreyfus-zaak, de desbetreffende hartstochten nu, na verloop van jaren, bij lange na nog niet geheel tot bedaren zijn gekomen; wie bekend is met het heftige verzet, dat iemand als Maurice Barrès, académicien en afgevaardigde en ‘nationalist’ - o, dat ‘nationalisme’, Fransche
verwant van het Engelsche ‘jingoism’! -, een paar maanden geleden in de Kamer der Afgevaardigden heeft aangeteekend tegen het voorstel om Zola's assche naar het Panthéon over te brengen - die vermag eenigermate na te gaan, welken zeldzamen moed Zola moet hebben betoond om, temidden der heftige beroeringen, zijn woord te doen klinken. En het is niet het minst aan den kranigen socialist Jaurès te danken, dat Barrès, die Zola een pornograaf(!) noemde en hem kleinzielig zijn Italiaansche afkomst verweet - was Napoleon geen Corsicaan? -, en zijn partijgenooten het onderspit dolven en het voorstel zijn beslag kreeg.
De president der Republiek en vele andere grootwaardigheidsbekleeders woonden de plechtigheid, die zoo officieel mogelijk werd gehouden, in groot ornaat bij.
Van het Montmartre-kerkhof tot aan de Seine ging alles ordelijk en geregeld toe. Van den Boulevard Saint-Michel af begonnen zich echter wanordelijkheden voor te doen. Kreten als ‘Conspuez Zola!’ en ‘A bas les Dreyfusards!’ weêrgalmden door de lucht. Zelfs katholieke priesters deden aan deze betooging mede. Anderzijds werd er ‘Mort au militairisme!’ geroepen. Het kamp werd gauw verdeeld in twee partijen. De politie had het zeer druk met het arresteeren der rumoerigste manifestanten. Toch kon men niet zeggen, dat de betoogingen een dreigend aanzien hadden. En niemand kon vermoeden, dat kort daarop, in het Panthéon zelf, een gewelddaad zoû worden gepleegd.
De ‘Marseillaise’ werd uitgevoerd, vervolgens het voorspel van ‘Messidor’, van den componist en Zola-bewonderaar Alfred Bruneau; de heer Doumergue, de minister van l'Instruction Publique, hield een rede, waarin hij, na het litterair werk van Zola even aangeroerd te hebben, breedvoerig diens bemoeiingen in de Dreyfus-zaak besprak; het defileeren der troepen nam een aanvang... daar klonken ineens twee schoten achtereen, waarop uitteraard een groote consternatie volgde.
Wat was er gebeurd?
De journalist Louis Grégory, medewerker van ‘Le Gaulois’ en ‘La France militaire’, is een fanatiek katholiek, een fanatiek militairist en, naar alle waarschijnlijkheid, ook een vurig ‘nationalist’. Hij had vlak achter Alfred Dreyfus, die met zijn familie de plechtigheid bijwoonde, plaatsgenomen. Nauwelijks had Doumergue zijn rede geëindigd, of Grégory haalde een revolver uit zijn zak en vuurde op den ‘martelaar van het Duivelseiland.’ Het was gelukkig een poedel, een misschot - er zijn blijkbaar militairisten, die slecht schieten.
Mathieu Dreyfus keerde zich onmiddellijk om, zag, dat er, nu ten tweede male, een revolver op zijn broeder gericht werd, trachtte er met zijn hand een andere richting aan te geven... Een weinig te laat, het schot ging af en zoû Alfred Dreyfus doodelijk in de