Het ligt niet in onze bedoeling de stroom der zegeningen in het licht te stellen uit die Kerk van Christus voortgevloeid - ofschoon zulks voor velen onzer dagen ganschelijk niet overbodig zou zijn - ook niet de veelvuldige gebreken en fouten aan te wijzen die haar aankweeken, maar de aandacht vestigen op dien heiligen geest, die openbaring gaf in 't geen sluimerde in de harten der discipelen.
Als de leerlingen van Jezus gaat het ook ons. Ook wij erkennen Christus weergalooze heerlijkheid. We buigen ons voor Hem neer als voor het geestelijk Wonder, het godsdienstig Genie bij uitnemendheid. We noemen Hem met de schoonste namen als Zaligmaker, Verlosser, Heiland. En ook, we zijn ervan overtuigd, dat door zijn Evangelie van Gods Vaderliefde en der menschen broederschap der wereld verlossing gewordt van tallooze kwalen en gebreken, heil wordt uitgestort over allen en alles. En ook onzer is weleens de begeerte anderen iets van dat hoogste en beste deelachtig te doen worden.
Doch daar blijft het meestal bij. Van een ernstig en ijverig pogen om het licht van den Christus op een kandelaar te plaatsen, van een werkelijk uitgaan in de wereld om door woord, maar bovenal door voorbeeld den onschatbaren zegen van Christus' liefdeleer anderen deelachtig te doen worden, ach.... niet immer geven we daarvan blijk! Van onwil en onverschilligheid is geen sprake; maar de innerlijke aandrang is niet sterk genoeg de beletselen van schroom en traagheid te verbreken en de weg te openen die leidt tot de daad.
En verder: we hebben een open oog voor de schreiende nooden onzer samenleving, voor de heerschende armoe, de dronkenschap, de onwetendheid, de vermelding, en keuren af in het diepst onzer ziel der volkeren bloedigen strijd. In particuliere gesprekken en op vergaderingen en meetings kunnen we heel aardig onze ideeën daarover ten beste geven. Ja, zelfs met tamelijke zekerheid de wegen aanwijzen die tot verbetering moeten leiden. Maar flink de hand aan den ploeg te slaan, moedig en onverschrokken de koe bij de horens te pakken, d.w.z. beginnen met onze gevoelens in daden om te zetten, helaas, daartoe kunnen we nog maar zoo zelden geraken.
En ook: we weten bij ervaring, dat het huiselijk leven niet altijd is, 't geen het moest en kon zijn; we erkennen, dat in eigen binnenste nog maar al te dikwijls de zelfzucht op den troon is gezeten en de liefde ter nauwernood een plaatsje wordt gegund; we wenschen vurig, dat daarin verbetering worde gebracht, we nemen ons stellig voor zonder dralen daarmede een begin te maken, doch de dagen komen en de dagen gaan en de treurige toestand van huis en hart blijft dezelfde.
Waaraan dit toe te schrijven? Naar onze meening aan het gemis van heiligen geest. Zie nog eens op de apostelen te Jeruzalem. Aanvankelijk ontbreekt hun moed en kracht om uiting te geven van hetgeen in hun ziel woelt en werkt. Maar als ze bijeen zijn en samen spreken over hun verwachtingen, ja, dan geraken ze tot bezieling; ze worden vervuld van den heiligen geest. En nu is geweken de oude schroom, en nu openbaart zich hun geloof in kloeke daden, der menschheid tot onschatbaren zegen.
Waarom dan vuriger gebeden, waarnaar dan ijveriger gestreefd, dan om en naar die goddelijke aandrift, dien heiligen geest, die ons tot groote daden in staat stelt.
O, wij weten; ‘de geest blaast, werwaarts hij wil; en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij komt’, d.w.z., dat de mensch niet immer bij machte is naar eigen willekeur dien geest vaardig over zich te doen worden. Maar aan den anderen kant is het toch ook waar, dat, indien we willen, ernstig willen, er wel middelen te vinden zijn om dien Pinkstergloed, die in elke menschenziel in beginsel aanwezig is, aan te blazen en te versterken.
Wij wijzen in de eerste plaats op het godsdienstig geloof, dat ons instort het machtig vertrouwen in een zedelijke wereldorde, en ons de verzekering schenkt, dat alles in het heelal op de eindelijke overwinning van het goede is aangelegd.
We wijzen op het voorbeeld der helden en heldinnen uit het godsdienstig en zedelijk kampperk. Het kan niet anders, of het gedurig zien op hen die kloek waren en sterk, moet tengevolge hebben dat een deel van hun geest neerdaalt in onze ziel.
En zouden we kunnen zwijgen van de groote kracht die uitgaat van het gemeenschappelijk streven? De geestdrift werkt aanstekelijk, slaat licht over van de een op den ander. En daarbij: de gedachte niet alleen te staan, maar gesteund te worden door velen, maakt sterk en veelvermogend.
Haar dan opgewekt die goddelijke bezieling, hem dan versterkt dien heiligen geest! Opdat