Varia.
Een onverdachte bevestiging mijner woorden.
In de Lelie van 13 Mei jl. schreef M. van K.M. onder de Gedachten wisselingen in een aan mij gericht stuk:
‘Hoe kunt U spreken van een doodbloeden van het moderne Protestantisme in een tijd dat het juist in vollen bloei komt en zijn invloed door bijbelcritiek en godsdienstwetenschap zoo groot wordt, dat men overal haar invloed voelt.’
Ik antwoordde daarop in datzelfde nommer van 13 Mei ll.:
‘Van een opbloeiend modern Protestantisme zie ik niets, wel van een steeds toenemend ongeloof en atheïsme... Maar ik wensch daarover niet te redetwisten; integendeel, als ik ongelijk heb en U gelijk in dezen, dan zou de wereld er beter uitzien, dan ik geloof dat zij is. - - Dus, ik hóóp van harte, dat U gelijk hebt en dat ik mij vergis.’
Maar helaas, ik vergis mij niet; gelijk door niemand minder dan de moderne theologen in hoogst-eigen persoon werd uitgesproken, dezer dagen, op ‘De jaarvergadering van Moderne Theologen’, 28 en 29 April jl. te Amsterdam gehouden, waar volgens het verslag (door mij ontleend aan Het toekomstig Leven) prof. dr. P.H. Ritter in zijn openingswoord onder anderen deze verklaring aflegde:
‘Waarheid is, dat wij, vergelijkenderwijze gesproken, de schare niet hebben veroverd... Waarheid is, dat de aandacht onzer niet-rechtzinnige landgenooten meest op andere onderwerpen is gevestigd dan die van den openbaren godsdienst. Uit de kringen der geleerden, der kunstenaars, der onderwijzers bij alle deelen van het onderwijs, wordt slechts bij uitzondering begeerte gevonden naar ons woord.’
Wanneer niemand minder dan professor Ritter op de jaarvergadering-zelf der moderne theologen zulk een ontmoedigende bekentenis over de onmacht van het modernisme, ten opzichte van alle kringen en standen, moet afleggen, waar blijft dan die ‘overal voelbare invloed’ waarvan M. van K.M. spreekt? Heb ik niet veel meer gelijk, wanneer ik zeg in mijn hoofdartikel in de Lelie van 1 April jl.: Mijn getuigenis (dat de bestrijding uitlokte van M. van K.M.): ‘Van een phrasen-godsdienst heeft elk mensch gauw genoeg.’ - Blijkt niet uit de hierboven door mij geciteerde woorden van professor Ritter, hoe deze-zelf dit gebrek aan belangstelling constateert zijdens ‘de schare’, zoowel als zijdens ‘de geleerden’, ‘de kunstenaars’, ‘de onderwijzers bij alle deelen van het onderwijs’!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.