De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCauserie uit Den Haag.Ga naar voetnoot*)Maifestspiele! De naam geeft visioenen van groene weiden vol madeliefjes, waar onder een helder blauwe lucht de jeugd vroolijk huppelt. Het Maifest dat ons wacht, zal ons ‘im wunderschönen Monat Mai’ brengen in een benauwd lokaal, waar wij vier avonden stokstijf op ons nummer zullen zitten. Wij gaan hier n.l. Bayreuthje spelen; wij krijgen een Nibelungen-cyclus, een echte, heusche, Ring-uitvoering, waarbij wij het echter zullen moeten stellen zonder proloog: vermoedelijk heeft men begrepen, dat Rheingold wat mise en scène betreft, onmogelijk is te geven in ons Gebouw, waar het podium tijdelijk voor tooneel wordt ingericht. Ik vrees dus dat, zelfs bij de opvoering der minder décoraties-eischende opera's, de groote Richard zich in zijn graf zou omkeeren als hij ònze ‘Ring’ zag. Zullen wij dan veel goeds te hoòren krijgen? Men zegt het; in elk geval is het een veel goedkooper uitgang dan een naar Bayreuth en - belangrijke factor - wij kunnen voortaan meepraten over Nibelungen-lied, Sage enz. Verder durf ik gerust voorspellen dat de Maifestspiele Wagner hier een kolossalen aanhang zullen bezorgen; ik verwacht een hartstochtelijk dweepen met zijn kunst door ieder die, al is 't maar één van zijne muziekdrama's is gaan zien. En het aantal derzulken zal groot zijn; want al moet men zich verbinden voor de heele serie opvoeringen, dit abonnement is niet persoonlijk; er worden dus, vooral door dames onder elkaar, tal van combinaties gemaakt, waaronder dikwijls zeer ingewikkelde. Laat ons hopen dat de Wagnervereersters in spe het over de verdeeling eens zullen worden en... blijven. In den tijd toen in Bayreuth nog de geheele ‘Ring’ achter elkaar werd gegeven, noemde hier een snood spotter met het heilige die opvoering ‘een amusement waar men als zuigeling heengaat en als grijsaard terugkomt’. De Japanners maken het met den duur hunner tooneelvoorstellingen nog erger: daar geeft men stukken die verscheiden dagen duren. 't Schijnt echter dat jong-Japan een revolutie wil brengen in die orthodoxe opvatting. Het Japansche gezelschap dat hier onlangs optrad, muntte althans uit in het geven van kòrte stukken, met - òok iets ongehoords in Japan - mannen en vrouwen op het tooneel. En, nòg meer up to date Westersch! die Sada Yacco-troep is zoo genoemd naar de eerste actrice wier man optreedt als régisseur; deze dreiger met ‘het gele gevaar’ is dus, zoo goed als de blankste der met een kunstenares gehuwden, le mari de sa femme. Dat dit gezelschap in Parijs opgang heeft gemaakt, verwondert ons niet: wat artistieke kleeding; wat heerlijke kleuren in die mooie dessins; wat 'n fijne, gratieuse bewegingen van die kleine, lenige figuurtjes in teere passages, wat een goed gevoelde mimiek, wat mooie lijnen zelfs in de heftigste tooneelen, waardoor moord en doodslag den indruk geven van het moderne ‘sterven in schoonheid’, in plaats van daarbij te doen denken aan het ‘zes dooden voor een dubbeltje.’ 't Geheel een ware smulpartij voor de oogen. De zeer karakteristieke dansen waren ‘echt’ naar wij hoorden van Japan-bezoekers, die niet zoo schaarsch meer zijn dan vroeger, sedert zelfs Lissonne tochten naar Japan organiseert. In die dansen hebben alle bewegingen een beteekenis; ‘'t is alles symboliek’, zei de critiek heel deftig; wij gelooven het graag, maar zoolang wij niets weten van dat zinnebeeldige, genieten wij alleen van het zien. En die kleine Japansche vrouwtjes die zoo aestetisch weten dood te gaan of te stèken, kunnen ook snoezig flirten met die zachte stemmetjes, die aangeboren coquette maniertjes. Groot succes dus, ook hier. Van wie de op het tooneel verschijnende reuzen-bloemenmand kwam was niet twijfelachtig als men | |
[pagina 775]
| |
in de zaal de lachende gezichten zag van een groepje heeren: de leden der Japansche legatie; die kleine Japs genoten natuurlijk extra. Wij hebben hier een tentoonstelling gehad die ons in verbazing bracht over 's menschen geduld, zijn peuter-vermogen, en tegelijk ons geloof in het aan tramkaartjes enz., toegekend wonderdadig vermogen van slaven vrij te koopen sterk aan het wankelen heeft gebracht. Een liefdadig stadgenoot had n.l. millioenen gebruikte tramkaartjes gezonden aan allerlei directies van ziekenhuizen; de pakjes kwamen in dank terug, men had liever geld. Dan maar van die papiertjes ‘schilderijen’ gemaakt; kunstproducten, zeer merkwaardig uit het oogpunt van ‘hoe krijgt een mensch het gedaan!’ en die dan verloot ten bate van een goed doel. Reusachtig succes! 't Schijnt dat liefdadigheids-uitvoeringen, met kennis van der menschen smaak op touw gezet, hoe talrijk ze mogen zijn, toch altijd veel opbrengen. En zoo wisten de bestuursdames van de crèches - op zen Hollansch kinderbewaarplaatsen - wel wat zij deden toen zij de leiding van een naar men hoopte rentegevende tea opdroegen aan enkele dames uit de grand monde; een muziekale etc. tea, in de mooie feestzaal van het Twee-Steden-restaurant, met veel mooie toiletten, veel aardige meisjes, en - als great attraction - twee straatmuziekanten; nagemaakt dito's: de jonge journalisten die den vorigen zomer voor hun blad (het Handelsblad) door het land trokken als liedjeszangers, een tocht waarvan zij een amusante beschrijving gaven; wij kregen op onze tea enkele vermakelijke staaltjes van hun straat-kunst. Maar 't was een drawingroom performance, ook wat hun uiterlijk betrof: ofschoon op zen Italiaansche-bedelaars uitgedoscht, waren zij in hun kostuum niet zoo natuurgetrouw als op hun zomerreisje, toen buizen. kousen enz. enz. zonder gaten verboden waren, en zij de duidelijke sporen droegen van echt Italiaansche schaarschte in zeep en water. Salon-vagebonden dus, om wie de meest bekende onzer high life dames zich gerust konden verdringen, gelijk dat bij hen gebruikelijk is met personen of zaken die voor 't oogenblik in de mode zijn. Op dit oogenblik is het, ook in de eerste kringen, mode naar de schuit van Nieuwenkamp te gaan zien. Tal van equipaadjes en auto's houden stil bij de Laakhaven, een stadsdeel waar anders nimmer een deftig Hagenaar den voet zet; een haven - 't klinkt echt koopstadachtig, maar 't is er een in miniatuur - die den Rijswijkschen weg verbindt met de Trekvliet. In dit plebejisch oord nu ligt een ouwerwetsche trekschuit, woonplaats en vervoermiddel van Nieuwenkamp, den artist bekend om zijn schets-reizen over Bali, die hier een tentoonstelling, met verkoop, houdt van zijne etsen en houtsneden. 't Was mij, die zoo vele merkwaardige witen-zwart exposities zie, in deze speciaal te doen om de inrichting van die artisten house boat. Van den stuurstoel afdalend in wat weleer ‘de roef’ heette, ziet men het eerste deel der schuit in tweeën gesplitst; zoo ongeveer als men dat op het tooneel ziet wanneer in twee vertrekken naast elkaar in elk iets verschillends voorvalt; hier krijgt men rechts de keuken, links een entreekamertje, van waar men enkele treden afdaalt naar de huiskamer van mevrouw Nieuwenkamp. Weer enkele trappen af brengen ons in het atelier, een vrij ruim vertrek met goed licht. Aan het einde ziet men aan beide kanten een steil trapje, leidend naar een kleine slaapkamer. Al deze vertrekken zijn gezellig en met smaak ingericht en gemeubeld, geheel in oud-Hollandschen stijl, zooals men dat trouwens in den modernen villa-bouw veel ziet, met mooie houten betimmering, mooi houtsnijwerk, enz. enz. Merkwaardig is het te zien hoe de voorwerpen, beelden en dergelijke die Nieuwenkamp van zijne Indische reis heeft meegebracht, in deze antiek-Hollandsche omgeving mooi ‘doen’. Het geheele interieur van ‘de Zwerver’ maakt, vooral op een mooien, zonnigen dag, een prettigen indruk. Toch zag het er uit of men in die schuit niet zoo zeer huisde als wel een tentoonstelling hield; en op expositiedagen zal dat ook wel het geval zijn. Mevrouw N. is dan goed op de hoogte van den verkoop, en de drie jeugdige telgen zijn niet aanwezig; een verstandige schikking in een schuit-huishouding. Trouwens, het geheel valt kolossaal mee wat grootte betreft, en de Zwerver van buiten bekijkend, ziet men ook dat die een vrij groote diepte heeft. 't Is dan ook een trekschuit die niet, als zijn veroude voorgangers, door een paard maar door een sleepboot wordt getrokken, wanneer de familie zich van de eene naar de andere plaats wil begeven. | |
[pagina 776]
| |
Een tijd geleden hoorde men druk spreken over het plan van een onzer bekende artisten, Zilcken, die een dergelijke permanente tentoonstelling wilde arrangeeren; om zoodoende ook den bewoners van kleine plaatsen gelegenheid te geven tot kunst zien en koopen. Misschien geen kwaad idée in ons waterrijk landje. Alleen vrees ik dat de lust voor kunstontwikkeling zich tot het eerste zou bepalen; m.a.w. dat er meer kwartjes (van kijkenden) dan lapjes van duizend zouden binnenkomen. De geest van den tijd is nu eenmaal zóó dat alle door fortuin onafhankelijke menschen den kleinen plaatsjes waar hunne voorvaderen zetelden, den rug toekeeren, en in een groote stad gaan wonen. Centralisatie, niet bevorderlijk voor de volkswelvaart, zeggen de staathuishoudkundigen en... wonen allen in de groote plaatsen. X. |
|