De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdBoekbeschouwing.Het huwelijksvraagstuk door Gabriele Reuter. (Vertaald). (Serie Levensvragen, brochuren-reeks voor allen, die in den geestesstrijd onzer dagen belangstellen), Baarn, Hollandia-drukkerij. Op deze zeer lezenswaardige brochure hoop ik later nog uitvoerig terug te komen. Zij is vooral daarom lezenswaardig, omdat de schrijfster, de bekende duitsche romanciere, die met haar Aus guter Familie (ook door mij gunstig beoordeeld) zich een blijvende reputatie schiep, behoort tot het kamp der vooruitstrevenden, metterdaad haar emancipatie toonde door haar ongehuwde-moeder-zijn, niettegenstaande zij behoort tot een zeer deftige, zeer streng-orthodoxe familie. - Gelijk ik elders in een meer uitvoerige beschouwing over deze brochure schreef: dat Gabriele Reuter tot zulke onpartijdige en behartenswaardige eind-conclusieën komt getuigt voor haar eerlijk nadenken over de moeilijkheden van vrouwenlot en vrouwenleven, waarvan zij, inplaats van er theoretisch over te kavelen, in de practijk weet mee te spreken. Bij de lezing van haar brochure, gegrond op ervaring, op weten van den ernst van het leven, dacht ik aan eene onzer bekendste | |
[pagina 771]
| |
en oppervlakkigste schetteraarsters over de vrouwenquestie, welke zeer jonge dame, na een veel ouderen man om zijn geld te hebben getrouwd, en zich zelve daarmede een aangenaam leventje te hebben verschaft, géén kinderen wil, en zich in een fraai ingericht met kunst-doenerigheid volgepropt boudoir wijdt aan de maatschappelijke questie, het lot der vrouw, etc., terwijl zij ondertusschen haar man goed bezorgd vindt in zieken- of zenuwinrichting, en in den tijd dien hij thuis doorbrengt het huishouden laat bestieren door bekwame, van zijn geld gehuurde meiden. Wanneer men aanhoort of leest het onecht en verachtelijk geschetter van zulk een vrouw, die, na zich voor geld verkocht te hebben als heel jong meisje, en daarmede zichzelve te hebben gevrijwaard voor den strijd van de werkende vrouw om het dagelijksch brood, vrijwillig-onvruchtbaar, in dorre zelf-aanbidding en egoïsme door het leven gaat, en daarmede dan vergelijkt de eerlijke oprechte bekentenis waartoe een andere óók vooruitstrevende vrouw komt, die zich niet gemakshalve verkocht, die integendeel haar kind in vrije liefde ontving, werkte om eerst hare moeder dan dit kind te onderhouden, die dus weet op welke moeilijkheden stuit de vrouw, welke niet redeneert in haar boudoir maar doet in de werkelijkheid, dan ziet men zoo recht het verschil tusschen de waarachtige hervormsters der maatschappij welke zelf betalen die hervormingen met eigen lijden en strijden, en de nagemaakte apostelen van het nieuwe vrouwen-evangelie, die welke zichzelf buiten schot stellen door een bijtijds zich verkoopen aan een goede partij, om dan, mooi-ingericht en mooi-opgesierd, een rolletje te spelen van speechende en vergaderende en schrijvende ‘nieuwe vrouw’. - Gabriele Reuter zegt vele wáárheden die ik wilde dat elke vrouw, elk jong meisje ter harte nam. Om met de laatsten te beginnen: Elk zestienjarig bakvischje wil in onzen tijd vóór alles een ‘persoonlijkheid’ worden, en doet haar best, ter bereiking van dit doel, alle moderne machtspreuken zoo juist mogelijk na te praten en haar leven precies zoo in te richten zooals deze dooddoeners zulks voorschrijven. Zooals 'n twintig jaar geleden de ongelukkige liefde tot den man, zoo maakt in onzen tijd de ongelukkige liefde tot de kunst onze meisjes bloedarm en zenuwachtig. Hebben zij dan in haar huwelijk geen tijd meer om haar talentjes de gewenschte eer te bewijzen, dan is iets bizonderkostelijks te loor gaan, en tweemaal daags is 't des echtgenoots plicht om zijn excuses te maken. De wereld is een ‘persoonlijkheid’ minder rijk. ... De jonge meisjes en vrouwen trachten met alle geteeld zich den schijn te geven van te zijn levensmoe, excentriek, demonisch, en dat alleen omdat zij deze absurditeiten verwarren met Individualiteit en geestelijk kunnen. En ook - omdat zij den prikkelbehoeftigen mannen zóó zich toonend interessanter voorkomen. Is deze tuchtiging der hedendaagsche jongemeisjeswereld niet dezelfde, die mij-ook zoo dikwijls van het hart moet, wanneer ik om me heen zie al die aanstellerig-weemoedig gebogen hoofden van Haagsche rijke-luimeisjes, die het o zoo goed hebben in de wereld, en méénen, dat ze heel bijzonder, heel gewichtig lijken, wanneer ze op haar twintigste jaar te levensmoe zijn om haar verjaardag opgewekt te vieren, en wanneer ze elk boek dat een poging doet tot schertsen ‘flauw’ vinden, en wanneer ze dwepen met alles wat moderne kunst wil schijnen, hoe bizarrer en onmogelijker hoe ‘dieper’. Als zulke mallooten zichzelve eens konden leeren zien in het licht waarin andere verstandige menschen haar herkennen! Och arme, blozend van schaamte zouden ze wegkrimpen! Ja, van scháámte! Want daarín vooral legt Gabriele Reuter zoo juist den vinger op de rotte plek, in dat laatste zinnetje: dat ze, bij alle hare zoogenaamde ‘vergeestelijking’ en liefde tot de kunst, zich intusschen maar zoo aanstellen omdat ze, bewust of onbewust, door dat ‘interessante’ den mannen hopen te prikkelen. - Ik ben blij dat een zoo erkend onverdacht getuige als Gabriele Reuter hier moedig de wáárheid zegt, oplicht den sluier waarachter deze gedeeltelijk zich zelf niet begrijpende, gedeeltelijk echter inwendigverdorven, quasi-onschuldige juffers hare behoefte aan sexueelen omgang verbergen. Naar mijn vaste overtuiging is er wat die verdorvenheid betreft geen lectuur, die meer kwaad heeft gedaan aan zulke ‘bizondere’ ‘interessante’ jonge dames dan de reinheidsboekjes, waartegen ik om de onreinheid die zij kweeken herhaaldelijk reeds protesteerde. Iedere vrouw - zegt Gabriele Reuter terecht - die men kan behoeden voor dezen onvruchtbaren zelfverminkenden waan (van zich een ‘persoonlijkheid’ te gelooven), iedere vrouw, die daaruit bevrijd wordt, is een aanwinst voor de echtvrouwelijke ontwikkeling. | |
[pagina 772]
| |
Bravo! Zoo is het. Evenals het wáár is wat zij erbij voegt: ‘En waarom zou 't stofafnemen, 't koken, 't verzorgen van kinderen, de vorming van een persoonlijkheid in den weg staan? Schier bij alle huiselijke bezigheden hebben de gedachten den tijd zich met ernstige vragen bezig te houden, wanneer slechts 't denken der vrouw niet van haar kindsheid af in een eng keurslijf is geregen, wanneer zij inderdaad heeft leeren denken.’ Precies! Maar denken, zelf-denken, wie dezer elkaar napratende kunstdoenerige juffertjes doet dit? Ze hebben Hilda van Suijlenburg gelezen. En nu willen ze óók Corona's en Hilda's worden! En ze gelooven muurvast in de onmisbaarheid voor de maatschappij harer ‘talenten’ van muziek of teekenen of wat ook. Die moeten ‘ontwikkeld’, tot elken prijs ‘ontwikkeld’ worden! Ouders mogen thuis dochterlijke hulp van noode hebben, finantieele zorgen mogen de dure studie tot een zwaren last maken, doet er niet toe, dochter is nu eenmaal (in eigen oogen) een ‘ik-heid’, een persoonlijkheid, die niet verloren mag gaan. En, gelijk Gabriele Reuter zoo scherp maar waar zegt, komt dan het huwelijk, waarop al deze overgeestelijke juffers en-passant even tuk zijn als de vroegere van een minder ‘persoonlijken’ tijd, dan moet de man dagelijks hooren, dat hij zijn vrouw niet genoeg begrijpt, hare gaven niet waardeert, dat hij eigenlijk een materialist pur-sang is, omdat hij wil eten en drinken op zijn tijd, etc. etc. En wat de kinderen aangaat, als ze komen bij ongeluk, dan geldt hunne ‘lastigheid’ eerst recht de klaagtonen der in haar talent-ontwikkeling belemmerde slachtoffer-moeder. In een woord, wil men een illustratie, die geschreven schijnt voor Gabriele Reuters door mij hierboven aangehaalde woorden, dan leze men het naieve nonsens boekje van Johanna Steketee: Mimosa; daar ziet men de met ‘talenten’ begaafde moeder aan het werk, in een koepel, zich het hoofd brekend over de verlaten kindertjes der maatschappij, maar zich ondertusschen ergerend dat haar eigen kindje op zijn tijd schreeuwt om voedsel, reden waarom ze er een achttienjarig dienstmeisje ‘ter algeheele verzorging’ voor huurt, opdat zijzelve ongestoord kan voortarbeiden aan romans en novellen, waarvan de hoofd verdienste is volgens haar eigen onnoozel-domme bekentenis, dat zij haar ‘al zooveel vermaardheid bezorgden van haar portrét te zien opgenomen in deze of gene boekbespreking!’ Enfin, al deze beklagenswaardige produkten van hedendaagschen tijd en opvoeding hebben ten minste eene verontschuldiging in hare jeugd en onervarenheid, welke maakt, dat men eenerzijds medelijden krijgt met haar, en anderzijds schouderophalend glimlacht om zulke kinderachtige aanstellerij. Anders echter is het gesteld met de vrouw of moeder van rijpere jaren, welke, zonder zich rekenschap te geven van hare plichten, maar vóòrtholt op den weg van egoïst geschetter om een rolletje te spelen in de maatschappij, inplaats van stil te staan bij de groote verantwoordelijkheid welke rust op haar, juist als vrouw, als moeder bovenal, áán die maatschappij, niet om er in te worden de naäapster van den man, maar om te zijn diens rechterhand, diens steun, diens raadsman, bovenal de opvoedster van het toekomstig geslacht. Gabriele Reuter, die zichzelve ‘vrij’ maakte, die, omdat ze zelve was een slachtoffer van de Aus-guter-familie-opvoeding, werd genoodzaakt voor haar moeder en zichzelve door romansschrijven het dagelijksch brood te verdienen, die, tengevolge dier plotselinge levensomstandigheden, den moed had haar onwettig kind op te voeden en lief te hebben, ondanks de ergernis daarover harer ‘fatsoenlijke’ familie, Gabriele Reuter heeft het recht tot meespreken in vrouwenquesties en huwelijksvraagstukken, zonder dat men haar kan beschuldigen van behoudendheid of gebrek aan ondervinding, of wat ook van dien aard. Welnu hare conclusieën zijn als de mijne, dat de toekomst van het kind, - zooals de omstandigheden nu eenmaal zijn en zullen blijven vooreerst ook - gebiedt zoo mogelijk het sluiten van een huwelijk voor de wet. - Gelijk ik onlangs in de Lelie betoogde, maakt mevrouw Goekoop in haar Lilia zich m.i. schuldig aan een groote en niet te verdedigen oppervlakkigheid, wanneer zij den roman heel opgewekt laat eindigen met de lievige phrase van Lilia, ongehuwde moeder, tot haar kindje: Mijn doddie, mijn zon, etc. - Want, indien Lilia haar kind liefhad, zou zij dagelijks zijn komst betreurd hebben als een ongeluk voor hem-zelf. In een uit het Zweedsch vertaald boek, dat ik weldra in de Lelie hoop te bespreken: De heilige Erfenis door Harold Grote (uitgever gebr. Mooy, Ermeloo) wordt op overtuigende wijze aangetoond, hoe ook de volbloed-feministe, zoodra zij hare theorieën in praktijk wil brengen, stuit op de onoverkomelijke moeilijkheid: Het belang van het kind. Heeft zij dat kind lief, dan moet zij | |
[pagina 773]
| |
dat kind een vader geven. In tweeërlei zeer overtuigende toestanden wist de auteur (die zeer feministisch denkt) dit aanschouwelijk uit te beelden. Rei daaraan wat Gabriele Reuter, zelve moeder van een ‘onwettig’ kind, zegt in hare brochure: De mannen verlangen vrijheid en de vrouwen verlangen vrijheid. En voor beiden stelt zich plotseling het kind en zegt: Weet gijlieden dan niet dat dit is mijn eeuw? En hoe zal ik tot mijn recht komen als ieder van U heiden slechts aan zich zelven denkt... Ik zie slechts dat hij al die pogingen tot zulke groote veranderingen, den man het genot zal ten deel vallen, de vrouw echter de kosten voor haar rekening zal krijgenGa naar voetnoot*) en tot heden heeft niemand nog voorstellen gedaan, die voor 't welzijn, voor de bescherming der kinderen, slechts hij benadering zooveel waarborg bieden als de nu bestaande huwelijksvorm met al zijn misgewassen, karikaturen en leelijkheden vermag te geven. Daarbij zouden buitendien toch geen omwentelingen op 't gebied van 't huwelijk kunnen plaats vinden zonder algemeene omverwerping op staatkundig en economisch gebied. Binnen afzienbare tijden schijnt intusschen niet te denken te zijn aan de oprichting van den socialistischen staat of wel van de anarchistische gemeenschap. ... En daarom zal de uitwendige vorm van het huwelijk, zijn grove omhulsel, en schaal, waarschijnlijk nog juist zoolang bestaan blijven als 't tegenwoordige staats-economische en sociale leven zich staande weet te houden. - Men ziet het, Gabriele Reuter geeft toe, - hoe wij ook de dingen zouden wenschen te zijn, - dat zij nu eenmaal nog tot in verre toekomst niet anders zullen worden, reden waarom, zoolang die toestand bestaat, het onwettige kind en de ongehuwde moeder zijn te beklagen in plaats van aan te kweeken als nuttige wereldhervormers. Nog op een ander punt zij de waarschuwende stem van Gabriele Reuter geciteerd: ‘Een zedelijke en een geldelijke weelde is het in zekeren zin zoo de man, niet tot den werkmansstand behoorend, trouwt... De vrouw is zich deze hare ongunstige positie volstrekt niet bewust. Integendeel, hoe minder men haar noodig heeft, hoe omvangrijker en hooger worden de eischen, die zij den man steltGa naar voetnoot†). - Zij verlangt, dat hij vlekkeloos-rein, toch geraffineerd-erotisch-aesthetisch op de hoogte zij. Parsifal en Don Juan moet hij in zijn persoon vereenigen. ..... En nu komt het voor, dat de jonge vrouw die iets afweet van die duisternis (van mannen-jongelui-leven), anderzijds daarop toch absoluut geen kijk heeft, en dat deze dan een oordeel gaat vormen dat vaak verkeerd is en vaak veel te ver gaat..... De meeste vrouwen valt het zoo ontzettend hard in te zien dat de man trots echtbreuk haar zijn liefde kan bewarenGa naar voetnoot*). - .... Het is deze soort nooit moe wordende koppigheid, die tot elken prijs den man aan zich wil binden, die de vrouw tot de van een ideefixe bestuurde detective misvormt, een onding, wat door iedere vrouw die zichzelve respecteert van meet-af met gestrengheid daarbinnen bevochten dient te worden. Bravo! Alweder bravo! - Twee huwelijken heb ik-zelve van nabij zien te gronde gaan door deze dom-koppige detective-vervolging door vrouwen, die niet wilden noch konden begrijpen; niet zagen háár deel schuld, in verwaarloozing, in buitenshuis-zijn bij de eene; bij de andere in haar angst voor meer kinderenkrijgen zullen na de komst van nommer een. Alleen een hard, eigengerechtig: Hij bedriegt mij, hij heeft een liaison, was wat zij zagen of wilden zien in haar ‘slachtoffer’-lot, waarvan in beide gevallen echtscheiding het einde werd. En hoevele dergelijke vrouwen ken ik niet, die, zonder ooit stil te staan bij de diepere zijde der dingen, en in mannenaard en mannenverleiding en in die van haar eigen huwelijksleven met hem, hardnekkig herhalen: ‘Als ik ooit ontdek, dat hij me ook maar eens zou ontrouw zijn, dan wil ik scheiden.’ - Ik herhaal, deze brochure van Gabriele Reuter is er eene, die, door een feministe vertaald, door een schreeuwster-feministe aanbevolen, zeer zeker niet kan heeten te zijn eene geschreven door een geestverwante van mij. Des te blij der ben ik met hare verschijning, want des te meer zullen hare woorden worden overwogen en, hoop ik, onthouden worden door hen, die het met mij niet eens zijn, en behooren tot mijn tegenstanders. Immers ook dezulken kunnen overtuigd worden, door verstandige weerlegging. Alles komt er maar op aan of zij eerlijk zijn voor zich zelve, willen nadenken, of het haar te doen is om de zaak dan wel om eigen ik. Tot de laatste categorie behoort de schreeuwster van wie ik in het begin sprak, behooren geheele benden met haar van kunstdoensters en zelf-aanbidsters. - Tot de eerste | |
[pagina 774]
| |
echter tellen de Gabriele's Reuter, en van haar mag men - tot welke conclusies zij ook geraken - inderdaad veel goeds verwachten voor de toekomst der vrouw, voor de verbetering van haar lot en haar bestaan. - Want zij leeren ons denken. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|