‘die herrschende Religion des Egoismus’. Kerken, dogma's, enz. verwerpt hij, hoewel hij ze toch met de grootste achting behandelt. Men komt hier weer op den tegenspraak in de eenheid in het machtige genie: de tegenstelling van Godsdienst en kerk, een anthithese die hij later heeft gevoeld. Den grooten meester zweefde een ideaal voor oogen, een Godsdienst die werkelijk Godsdienst wezen zou, die alle-menschen zouden en moesten toebehooren, een geloof, dat algemeen zou zijn, en daardoor ook eerst juist in waarheid Godsdienst wezen kon. En wat dit ideaal was, dat zeggen zijn Kunstwerken ons, van af de Feeën, tot aan Parsifal. Ten allen tijde heeft hij gevoeld, den Godsdienst als het onontbeerlijke in het sociale leven, en de verhouding van den Godsdienst tot de Kerk is een wederkeerige: Waarachtige kunst kan zonder Godsdienst diet bestaan, omgekeerd kan de Godsdienst zonder hulp van de kunst, zich niet openbaren. Richard Wagner gaat ook weer terug naar de oude Grieken; in zijn ideeën vindt men wat Hölderlin zegt, wat hij heeft gevoeld en waargenomen in het leven van de oude Atheners: Het eerste kind van de menschelijke, van de goddelijke schoonheid is de kunst. De tweede dochter van de schoonheid is religie. Religie is liefde tot schoonheid; de schoonheid redt zich uit het leven van de menschen omhoog in den geest: Ideaal wordt wat Natuur was. - Dit kan men aannemen als weer te geven het Geloof van Richard Wagner, zijn Godsdienst en zijn Kunst zijn broer en zuster, zij zijn één in de schoonheid, in de eeuwige, stille schoonheid der Natuur. De menschen zijn afgedwaald van de Natuur, en aan de Kunst is het om hen weer terug te voeren naar dat leven, daarom moet de Kunst algemeen zijn, want enkel gemeenschappelijke Kunst is hoogste Kunst, evenals gemeenschappelijke Godsdienst enkel in waarheid Godsdienst wezen kan. De menschheid heeft haar waarde verloren en
de Kunst èn de Godsdienst beide, hebben tot taak haar te redden. De menschen moeten zich stellen een ideaal, want door het ideaal keert de mensch weer terug naar de éénheid. En zijn vertrouwen, zijn gelooven in de waarde, in die ontzaggelijke waarde van de Kunst en den Godsdienst voor het leven der menschen, is zoo onwrikbaar vast, gevoelt hij zoo diep, dat zijn Kunstenaarsoog ook daarin enkel ziet, en hij ook daarvan enkel verwacht een schooner levensbestaan, een volmaakter geluk, de vorming eener menschenmaatschappij, die schoon en edel zal zijn ontwikkeld, en het leven dragelijk zal maken. Van zelf ben ik dan nu gekomen op wat men noemt: de regeneratieleer van Richard Wagner. In 1880 zegt de groote Meester: ‘Wir erkennen den Grund des Verfalles der historischen Menschheit, sowie die Notwendigkeit einer Regeneration derselben; wir glauben an die Möglichkeit dieser Regeneration und widmen uns ihrer Durchführung in jedem Sinne.’ De tegenwoordige ingewikkelde maatschappij, (de moderne staat en zijne kerken,) zijn de gevolgen van een voortdurend verval en worden als zoodanig ook erkend en verworpen. Daarentegen geeft de kennis van de oorzaken hiervan het bewustzijn van de mogelijkheid eener wederopheffing uit dezen vervallen toestand. Materieële oorzaken hebben ons verval te weeg gebracht en het zullen ook weer materieële geneesmiddelen moeten zijn, die ons weer zullen voeren op den weg naar het verloren paradijs. Het begrip - Regeneratie - sluit reeds in zich de aanname van twee feiten: ten eerste: het geloof aan een - althans betrekkelijke - ‘oorspronkelijke goedheid’ van de menschen, ten tweede: de overtuiging, dat de menschheid in den loop der tijden op dwaalwegen is geraakt die haar steeds verder heeft afgebracht van een ontwikkeling aan de hand der Natuur.
Onder de oorzaken van het verval der menschheid, noemt Richard Wagner in de eerste plaats: het geld en het egoïsme; physiek: een bederf in het bloed, en hiervan is weer de oorzaak, de invloed van het voedsel. Gebrek aan gezond voedsel, aan den eenen kant, een overvloed van liederlijke vermaken, aan den anderen kant, maar bovenal een tenslotte, volkomene tegennatuurlijke levenswijze, hebben ons in een toestand van ontaarding gebracht, en enkel door een algeheele vernieuwing van ons geschokt organisme kunnen wij weer uit dien toestand worden opgeheven.
Overvloed en ontbeering: dat zijn de twee vijanden die vernietigen onze hedendaagsche menschheid. Een tweede physieke oorzaak van het verval is, volgens Richard Wagner de ongelijkheid der rassen, dat de edele rassen de onedele rassen beheerschen, en door vermenging geen gelijkheid geven, maar zich zelf minder edel maken. En enkel de waarachtige kunst kan ons weer brengen op den weg der Natuur, zooals Richard Wagner