volle bewust, man geworden en in dien tijd ontstonden ook zijn eerste geschriften over kunst (Oper und Drama, enz). Zijn verblijf in Zwitserland werd afgebroken door een verblijf van drie maanden te Londen, waar hij - door geldnood gedwongen - de leiding van het philharmonisch orkest op zich nam. In '59 begint zijn tweede zwerf-periode, en leidt hij de opvoering zijner werken in Parijs, Weenen en München, want door nood gedwongen, had hij zich verplicht gezien zich weer te verbinden aan het moderne tooneel. Maar overal werden zijn stukken onvolmaakt opgevoerd en in '59 roept hij ook vertwijfeld uit: ‘Kunst, Kunst, bis zum Ertrinken und Weltvergessen könnte mir nur einzig helfen.’ Maar juist die wereld, die hij zou willen vergeten, moest zijn het middel om zijn Goddelijke kunst te scheppen. Juist zijn heerlijke werken moesten worden gemaakt tot ‘koopwaar’, daartoe door geldnood gedwongen, en het publiek kreeg daardoor een volkomen valsche voorstelling van zijn kunst en kunstideaal. In Parijs hadden in '62 Tannhäuseropvoeringen plaats. Een verwoede kritiek was tegen hem. In Weenen werd hij het slachtoffer van de intrigues van verschillende opera-directeuren, engagementen werden verbroken: het was één jammertijd!: In München werd het laatste bedrijf gespeeld van de tragedie: Parijs - Weenen - München. Door alles werd het genie miskend: door de adel, het hof, de pers, het plebs. Het bouwen van een: ‘Festspielhaus’ en een muziekschool, in den geest van Wagner, werd niet doorgezet. Toen schreef hij eens neer, de woorden, waarin een zelfde gedachte ligt als in de bovenaangehaalde woorden van Multatuli:
Mir die triste Leuchte, die ich hasse
Mir die Lampe der Vernunft erblasse’.
Koning Ludwig II gaf toen aan Richard Wagner de materieele kracht om zijn kunstideaal, zij het dan niet te verwezenlijken, dan toch om de bedoeling er van te kunnen openbaren. Dezen koning danken wij ook dat Wagner zijn ‘Nibelungenring’, zijn ‘Meistersinger’, zijn ‘Parsifal’, kon voleindigen en dat zij konden worden opgevoerd. Ludwig II had reeds, bij de eerste uitingen van het machtige talent, zich sterk tot den jongen kunstenaar aangetrokken gevoeld, had zijn werken grondig ingestudeerd en had getracht zijn ideeën zich eigen te maken. De jonge koning, één der weinigen, had daarin niet gevonden het demokratische, vooruitstrevende element, dat zoovele anderen er in hadden gezocht, maar had gevoeld het hooge ideaal dat den kunstenaar voor oogen zweefde.
Nu breken gelukkige jaren - de gelukkigste van zijn leven - aan. Hij scheidde zich volkomen van de wereld af en ging wonen in Triebchen, bij Luzern. In '66 was zijn eerste vrouw gestorven, die hem weinig liefde gegeven had. Aan Liszt schreef hij eens: ‘Ach, liebster, liebster, einzigster Franz! Gieb mir ein Herz, einen Geist, ein weibliches Gemüt in dasz ich mich ganz untertauchen könnte, dasz mich ganz fasste, wie wenig würde ich dann nötig haben von dieser Welt!’ Cosima Liszt werd zijn tweede vrouw, die hem een zoon schonk, Siegfried. (‘er giebt mir ein neues, langes Leben, das endlich einen Sinn gefunden hat’.) Met haar genoot hij de gelukkigste jaren, tot aan het voorjaar van '72, toen de oorlog een einde maakte aan deze gelukkige levensperiode.
Den 22sten Mei 1872 werd de eerste steen gelegd voor het ‘Festspielhaus’, te Bayreuth, dat, het middelpunt van het groote duitsche rijk, ook het middelpunt werd voor Wagner's kunst. Zijn eigen woning stond naast het eenvoudige gebouw, en droeg den naam: ‘Wahnfried,’ (‘wo sein Wähnen Friede fand’). Daar ook is de groote kunstenaar begraven. Zijn laatste levensjaren gaven hem eindelijk de rust na zijn veel bewogen leven.
Den 13den Februari 1883 sloot de groote meester voor goed de oogen. Het is moeielijk in woorden weer te geven den indruk die zijn geheele wezen op ons maakt; een ieder zal gevoelen den machtigen omvang van het genie. Zijn geest zal niet sterven, zal nooit sterven, maar zal leven onder ons en blijven leven onder ons zoolang er een kunst en een leven bestaat.
Een volgend artikel wil ik wijden aan: Richard Wagner: Kunst en Politiek.
JOHAN KONING.