Het nog maar half gelooven wou;
Ik dacht - - God had ze alleen - -
Ja, het is altijd een ongelukkig ding, dat het dagelijksch leven der christenen zóó indruischt dikwijls tegen de leer die zij belijden, dat zij daardoor anderen afstooten en ergeren. Al de ondervindingen die U opdeedt in een R.K. omgeving, deed ik op in orthodox-protestantsche kringen, precies dezelfde wereldschheid, hetzelfde gebrek aan ernst, dezelfde oppervlakkigheid, tevreden als men Zondags naar de kerk gaat, en in de week precies zoo levend als elk ongeloovige.
Maar... verwart men niet Kerk en Leer met hetgeen de menschen ervan maken, indien men dan oordeelt zooals gij nu doet in Uw brief. Is de R.K. Kerk verantwoordelijk voor de slechte leden die zij heeft? Mij dunkt even weinig als de orthodoxe Bijbelleer dat is voor de quasi-orthodoxen waarvan ik hierboven spreek. Wat Uw tweeden brief aangaat, ja zeker het leven in Indië hééft heel veel aantrekkelijks, en, zooals U die logeerpartij van Uw zuster beschrijft, ziet zij alles op zijn mooist. Maar om er te wonen vind ik het er op den duur eentonig voor een Europeaan door de al te groote warmte. Men lééft slechts enkele uren, s'ochtends en s'avonds. De rest van den dag is voor uitgaan en zich vermaken te warm. Bij de groote kortheid van ons leven is dat toch wèl jammer, nietwaar.? Ook vind ik het gebrek aan schemering, het zoo spoedig donker worden om zes uur, en het eeuwige groen, alles wanhopig-melancholiek Ik herinner mij, dat ik aan dien laatsten toestand in het begin zóó weinig kon wennen, dat ik een soort woede voelde tegen die nooitveranderende groene boomen en bosschen, en mij niets heerlijkers kon voorstellen dan een sneeuwstorm of een herfst-jacht, die de boomen ontbladert. Ook het houden van veel dieren heeft een schaduwzijde waarvan U zich geen rekenschap geeft, en dat is de aanwezigheid van dieren waarop ik niets gesteld ben, namelijk reusachtige spinnen, dito padden, kikvorschen, kakkerlakken, en al zulk gebroed. Door de steeds geopende deuren komt al dat goedje in huis bij elke regenbui, en ik heb mijn vader menigmaal een schrik op het lijf gejaagd door mijn gegil, als ik plotseling zoo'n reusachtigen kikker de waranda zag ophippelen. Natuurlijk, hertjes, aapjes, papegaaien, allerlei aardige dieren heb ik eveneens gehad. En die kan men heter en gemakkelijker houden in Indië dan in onze Europeesche omgeving. Een jong tijgertje is het toppunt geweest van mijn
plezier; het werd grootgebracht met een zuigflesch, en toen het daarvoor te groot werd en vleesch moest krijgen, werd het gevaarlijk en is naar Europa gezonden. - De Meva vertelde mij, dat hij in zijn tegenwoordig costuum niet meer in Holland is terug geweest, maar er zeer graag zou heen gaan om propaganda te maken door het houden van lezingen enz. Misschien zult gij hem dus wel eens ontmoeten. Ik denk niet dat ons klimaat voor hem een hindernis behoeft te zijn; dan maakt hij fluweelen hemd en cape maar wat dikker dan nu. Ik begrijp dat het voor U een groot bezwaar zou zijn steeds een anderen maaltijd te gebruiken dan Uw man, want wij-ook verkeeren dikwijls in die onaangename noodzakelijkheid, omdat mijn rheumatisch gestel mij verbiedt rundvleesch etc. te eten, zoodat ik heel dikwijls wat anders gebruik dan mijn vriendin, hetgeen in een klein huishouden heel lastig is. Moeten is echter ook wat, en dan gaat het zooals het gaat.
Waar U op Regina nog eens terugkomt, in Uw laatsten brief, moet ik U doen opmerken, dat U mij verkeerd hebt begrepen indien U las in mijn correspondenties, dat ik orthodoxe protestanten beschuldig zoo dikwijls hatelijk over Roomsch-Katholieken te spreken. Het tegendeel is het geval. Ik vind dat de modernen veel hatelijker en vijandelijker oordeelen over de Roomsch-Katholieken dan de orthodoxen, en ik schrijf dat daaraan toe, dat de laatsten in hun geloof (de goddelijkheid van Christus als middelpunt, door zijn zoen-offer) veel meer overeenkomst hebben met de R.K. leer dan de modernen, die ieder individueel wat anders gelooven of niet gelooven, zonder eenige houvast. Hiermede vervalt dus Uw betoog, omdat U mij verkeerd begreep.
Gaarne breng ik hierbij aan Veritas Uw instemming over met haar gedachtenwisseling; tenzij U het nog zelve wenscht te doen.
Ja lieve mevrouw, wij zien hier vooral niet minder ergerlijks over verwaarloosde en verlaten dieren dan in Holland. Mijn hart breekt als ik die arme honden zie, die de Engelschen voor een seizoen aanschaffen en bij hun vertrek meedoogenloos achterlaten, omdat zij hen in Engeland niet kunnen meenemen wegens de daar bestaande bespottelijke quarantaine-wet van zes maanden voor elken hond komende van het vasteland Dan de mishandelde, uitgemergelde huurpaarden! Zoo is er zooveel. O ik wou, dat iemand mij een millioen, of minder desnoods, vermaakte om een asyl te stichten voor verwaarloosde en mishandelde dieren. Wat zou ik daaraan een plezier hebben. En mijn vriendin niet minder. Ik heb het reeds zoo dikwijls gezegd, menschen kunnen zich beschermen en verdedigen, voor hen worden wetten bij de vleet gemaakt, en heel dikwijls ook is hun armoede en ellende eigen schuld. Maar de dieren zijn van ons afhankelijk, onze slaven, volkomen in onze macht. Daarvan wordt schandelijk misbruik gemaakt, en daartegen komt al mijn medelijden en al mijn rechtvaardigheidsgevoel in opstand.
Hartelijk dank voor al Uw vriendelijke woorden en hartelijke groeten aan Uw man.
W. van O. (Breimachine.) - Ik kan Uw ingez. stukje niet plaatsen alvorens den uitgever te hebben geraadpleegd, omdat het een directe aanval is tegen dien leverancier, en nog wel een ongeteekende. Indien de uitgever Uw stukje wil opnemen, wat ik niet denk, dan heb ik er geen bezwaar tegen, maar vermoedelijk zal hij geen lust hebben de verantwoording te dragen van zulk een ongeteekend stuk, want die komt neer op hem daardoor. Ik heb dikwijls gehoord dat het geldverdienen op die manier niet zoo gemakkelijk gaat als de reclame-ervoor beweert. Gij zijt er dus vermoedelijk ingeloopen, en ik vrees, dat gij U in Uw lot zult moeten schikken.
Excelsior. - De Gedachtenwisseling aan Regina geef ik gaarne een plaatsje, Wat het artikel betreft, wil ik het wel plaatsen, maar ik moet U waarschuwen, dat het onder pseudoniem minder hoog wordt gehonoreerd dan onder Uw naam. Ten eerste is dit een regel, ten tweede is in Uw geval Uw naam een bewijs, dat gij oordeelt met kennis van zaken, hetgeen door een pseudoniem vervalt. Ofschoon ik Uw redenen volkomen billijk, moet ik rechtvaardigheidshalve U evenzoo behandelen als iederen anderen medewerker. Dat zult gij zelf inzien natuurlijk Hartelijke groeten Ik ben blij dat de hoofdzaak voor U in orde is.
Bertha. - De auteur van Een kus is M.H. du Croo, cadet-korporaal te Breda, zoodat de overeenkomst van naam geheel toevallig is.
Ik hen zoo blij dat mijn dierenliefde U sympathiek is, omdat, zooals gij terecht schrijft, de meeste menschen helaas op dat punt zoo weinig voelen, dat het heerlijk is een geestverwant te ontmoeten Gij hebt zoo volkomen gelijk, dat de meeste zoogenaamde dierenliefhebbers veel meer trotsch zijn op het ras van hun hond, kat of paard, dan het dier liefhebben. Wij die steeds worden gevraagd: van welk ras is Uw hondje, ergeren ons ook zoo gedurig daaraan. Het kan ons niets schelen of hij mooi is of leelijk, en van echt ras of niet, wij hebben hen hartstochtelijk lief en zij ons. En dat verstaat bijna niemand! - Jagen is mij ook een gruwel, en ik maak mij altijd woedend op de Engelsche couranten, die al den lof zingend der koningin en hare dochters ‘die zoo aandoenlijk veel van dieren houden’, in één adem vertellen, dat zij zulke hartstochtelijke liefhebsters zijn van jagen, visschen, en andere wreedheden van dat soort. Vrouwen die jagen en visschen zijn wreed. Mannen die het voor hun plezier doen trouwens ook. Broodjagers en dito visschers staan gelijk met slagers, en beroepen van dien aard. Maar voor plezier jagen is een wreed vermaak. En ik vind het een bewijs der barbaarsche opvoeding welke nog steeds aan vorsten wordt gegeven, dat men hun altijd dit ‘genoegen’ voorzet als zij bij elkaar bezoeken afleggen.
Volkomen onderschrijf ik Uw woorden:
‘Ik voor mij houd oneindig veel meer van de dieren in 't algemeen dan van de menschen.’