Kunsten en Wetenschappen.
Ter wille van zijn ‘meisje’.
Mommsen's beroemde Romeinsche Geschiedenis heeft een eigenaardigen oorsprong. Aan Gustav Freytag schreef hij daarover in dezen geest.
‘Weet gij, hoe ik er toe gekomen ben, mijn boek te schrijven? Toen ik nog jong was, stelde ik mij voor, het Romeinsche strafrecht te behandelen; in elk geval eene historisch-kritische uitgave der Pandecten te bezorgen, maar zeker niet, dacht ik er aan, de geschiedenis der Romeinen te beschrijven. Echter volgde ik de sleur der jonge hoogleeraren te Leipzig, met een voordracht voor het ontwikkelde publiek te willen houden, en om mijne verloofde, die ik wist dat ik onder mijn gehoor zou vinden, niet te vervelen, koos ik tot onderwerp: de Grachen. Blijkbaar met welgevallen hadden hiernaar de uitgevers, firma Weidmann'sche boekhandel geluisterd, want twee dagen later kwamen zij tot me, met de vraag of ik voor hunne reeks historische uitgaven de geschiedenis der Romeinen zou willen schrijven. Daar die beide mannen, de Heeren Reimer en Hirzel, mij vertrouwen inboezemden, kreeg ik door hen ook vertrouwen in mij zelven, en mijn antwoord was ja. Ik heb geen spijt gevoeld het antwoord gegeven te hebben. De uitgevers hadden goed gezien, en onbewust was mijne verloofde de oorzaak van mijn ‘Römische Geschichte’.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.
Den Haag.