beginne voor vreemde menschen, zelfs was het de eerste maal, dat ik er mee wandelde, bang voor het geruisch der bladeren. Met Maart is zij nu drie jaar bij ons.
Juist wat gij schrijft over de machteloosheid van dieren ten onzen opzichte beäam ik zoo volkomen. Ik heb honderdduizendmaal méér medelijden met een mishandeld dier, paard, hond, ezel, dan met welk arm mensch ook, al redeneeren de socialisten nog zoo aandoenlijk daarover, en al schelden zij mij nog zoo uit wegens mijn in dit opzicht van de heerschende mode afwijkende onafhankelijkheid. Want, dank zij al de staats- en particuliere zorgen kan een arm mensch zich verdedigen tegen willekeur en mishandelen. Maar een dier is in de macht van zijn bezitter, eveneens als in vroeger tijd de slaaf in de macht van zijn meester was. - Nog dezer dagen ben ik een ruweling, die zijn paard sloeg omdat het arme dier niet vooruit kon, gaan bedreigen met de politie. Maar in de meeste gevallen doet de politie evenmin iets aan zulke tooneelen. - Ik voor mij zou, als ik rijk was, alle verlaten en verarmde dieren willen tot mij nemen, speciaal honden. Uw ondervinding met Uw hondje is de mijne met onzen Benjamin. O wat zijn we voor drie jaar dikwijls bespot in het hôtel om ‘dien leelijken hond.’! En wat hebben wij een ellende met hem doorgemaakt, alle nachten schreeuwde hij van pijn door de geleden mishandelingen; evenals Uw hondje at hij ook bijna niet. Wij hebben hem soms den geheelen nacht in onze armen gewiegd om hem maar in slaap te krijgen. En nog wel een jaar daarna moesten we hem voeren met zoete woordjes, omdat hij anders in het geheel niet at. Maar thans de belooning! Dat hij ten slotte mooi en lief is opgegroeid is bijzaak. Maar zooveel trouw en aanhankelijkheid! En zulk een flinke uitstekende gezondheid.! - Dat hij de mishandelingen van zijn vroegste jeugd echter nimmer vergeet, kan men bemerken uit zijn woede tegen vuile havelooze kinderen als die uit wier klauwen wij hem hebben gered. Hij is de goedheid en zachtheid zelf, gromt nooit, vecht nooit met andere honden, wordt
dientengevolge door ons genaamd: de goedzak. Maar ziet hij zoo'n arme straatjongen dan vliegt hij al blaffend en brullend op hem af, blijkbaar zich herinnerend zijn eerste jeugd. Ook de schuwheid van Uw hondje had hij evenzeer toen wij hem kochten. Bij elke beweging schrikte hij, kroop angstig weg, verwachtte zichtbaar slagen. Wat hem niet beviel, zooals wasschen, trachtte hij af te wenden door ongeduldig keffen. Eerst toen hij van lieverlede ons ging vertrouwen, gingen deze eigenaardigheden over. En nu kunnen wij in den letterlijksten zin met hem doen wat wij willen, zonder ooit iets anders te krijgen dan zoentjes en liefkozingen, terwijl zijn oogen ons vol teederheid aanzien. Wij zeggen dan ook steeds tot elkander, dat wij nimmer van een weldaad aan menschen zóóveel satisfactie hadden dan van die aan onzen Benjamin. Wat nu ten slotte Uw vraag betreft, ik wil gaarne nog opnieuw eens iets van U ter inzage ontvangen, Zendt gerust nog wat!
Anna te Hilversum. - Ik dank U zeer voor degenomen moeite, mij te schrijven over de vocht in die door mij genoemde plaatsen in ons land. Ook zal ik gaarne Uw raad in gedachten houden. Ook voor Uw goede wenschen met Nieuwjaar en mijn verjaardag heel veel dank! Ja, zulke dagen zeggen natuurlijk dubbel véél na alles wat er juist nu weer achter ons ligt.
Lotos. - Uw laatste briefje, dat ik gedeeltelijk particulier beantwoordde, wil ik hier nog eens ter sprake brengen naar aanleiding van Uit de sfeer gerukt. Gij vraagt namelijk of ik mij niet kan voorstellen, dat iemand, teneinde raad, een dergelijk verstands-huwelijk doet, en gij schrijft over een meisje dat graag genoeg zulk een uitkomst zou aangrijpen, en wilt mijne meening daarover weten. Lieve Mevrouw, neen ik kan mij niet voorstellen, dat ik ooit het samenleven met een man dien ik niet liefheb zou willen bij wijze van ‘onderhoud’. Ik heb het voornemen, in overleg met den uitgever, in den nieuwen jaargang een soort mémoires te schrijven van mijn eigen leven, en ik hoop dat teere punt dan nog wel eens wat nader uit te werken, omdat ik zelve ben geworden op éénmaal een meisje zonder fortuin, na te zijn geweest eene die rijk en voornaam was grootgebracht. Maar... let wel. Ik spreek van mijzelve en van onafhankelijke en denkende en gevoelige naturen die altijd uitzonderingen zijn. Er is een overgroote meerderheid van vrouwen die het huwelijk, alleen om finantieel bezorgd te wezen, wèl aandurft. Zeker ken ik er zoo. Ik ken er ook die dan hare plicht doen aan den echtgenoot dien zij zonder liefde namen. Vooral daarop komt het m.i. aan.
Het is niet aan mij op dezulken den eersten steen te werpen. M.i. ligt de behoefte aan trouwen, aan lichamelijke gemeenschap en óók aan geestelijke leiding zóózeer in de vrouw, dat zij, behoudens de enkele uitzonderingen, waartoe ook mijn Susy in Uit de sfeer gerukt behoort, liever elk huwelijk aangrijpt, ook dat zonder liefde, dan zich alleen dóór de wereld te slaan. Indien zij dan den moed heeft haar plicht aan haar man, ook haar intieme huwelijksplicht, eerlijk te vervullen en tracht voor hem een goede huisvrouw en voor hare kinderen een goede moeder te zijn, dan zal ik haar niet hard vallen, al zou ik voor mij persoonlijk dat nooit kunnen, tenzij in liefde-gemeenschap.
Er komen ook zooveel redenen bij van anderen aard die dikwijls leiden tot een beslissing voor het leven. Jaren geleden las ik een schetsje - ik weet noch waar noch van wien - van een onderwijzeresje dat geen orde kon houden. - De domme, niet eenmaal slecht bedoelde plagerijen der kinderen, de gestrenge aanmerkingen van het ‘Hoofd’, de wanhopige verlegenheid van het arme, jonge, niet tegen die moeilijkheden opgewassen ding van achttien of negentien jaar waren afgezien van het echte leven. En ik herinner mij zeer goed het treffend slot: haar neervallen op een bank in het Vondelpark, wetend dat ze haar ontslag zal thuis krijgen als ze het niet neemt, dat moeder en zuster, die mede moeten leven van haar verdiensten, wanhopig zullen zijn, tenzij... ze ‘hem’ accepteert die haar uitredt uit die finantieele ellende en dat wreede bestaan van geplaagd en gesard worden. Op die wijze moet menigeen zich zelve ‘verkoopen’. Uit de Sfeer gerukt behelst dus geen tendenz; het is een novelle, wil niets anders zijn. - Hoe aardig voor U, die St. Nicolaas-verrassing tengevolge van Uw honorarium! Het is wèl een satisfactie. U hebt zeker al gezien het ‘tweede’ proces Harden, en hoe de getuigen en experten nu precies andersom verklaard hebben dan den eersten keer. Wat kan men toch aan op zulke knoeiers! Harden vertrouw ik in elk geval geen zier. En mad. von Moltke, die zulke dingen met haar eigen lippen voor het gerecht komt vertellen, is m.i., al zou elk woord wáár zijn wat zij van haar man beweert, altijd nog vuiler dan hij door deze openbaringen. Zooals U terecht zegt, bij hem kan men spreken van ziektetoestand in zoo'n geval. Maar die vrouw, die had kunnen zwijgen, die eerst alles met Harden bekletst, en het nu als een relletje door Berlijn brengt, is schaamteloos en min. Waar echter is de wáárheid? - Ik ben blij, dat U
het zoo ééns zijt met de toilet-artikelen. - Ja, Laimbock is uitstekend voor handschoenen. Er is echter op de Plaats (tegenover hem) nog een andere winkel van handschoenen, kraagjes etc., waar ik steeds zeer tevreden ben geweest over het artikel handschoenen, speciaal grijze suède kocht ik daar steeds, lìet ze óók dikwijls mij nazenden in het buitenland. - Ik schreef U reeds particulier wáárom ik U zoo lang liet wachten. De correspondentie is zoo opgehoopt, dat ik er mij met inspanning doorheen werk dezen laatsten tijd. Nu had ik voor U te onderzoeken naar Uw opdracht van zakdoekjes, en wilde U bij de doorzending daarvan dan meteen particulier antwoorden. Zooals ik wèl dacht zijn die hier niet te krijgen. Er is hier wel een winkel met artikelen in Zwitsersch borduursel, en ik kocht daar ook die welke ik U zond, maar de door U beschrevene waren er niet te vinden. Wáár ergens in Zwitserland kocht Uw vriendin die? - De schoentjes-questie is U nu ook reeds opgehelderd! - Ik vond het zóó indiscreet U daarop eerlijk te antwoorden.
Wed. C.L.T. - Het insluiten van hollandsche postzegels is voldoende. Ik kan geen buitenlandsche verlangen natuurlijk, en wissel dus deze in. Uw andere stukjes krijgen nu ook gauw een beurt.
P.R. - Wáárom de heer S. van R. dat versje van