De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 491]
| |
Over Toilet
| |
[pagina 492]
| |
moedig, bezadigd, onkreukbaar, gelukkig, gewild, waarachtig en alzijdig held. Drie dingen die (in het Spaansch) met een S beginnen, maken gelukkig: heilig, gezond en wijs.Ga naar voetnoot1) ‘De deugd is de zon van “de wereld in 't klein” (de mensch), haar halfrond is het goede geweten. Zij is zoo schoon, dat ze gunst vindt bij God en menschen. Niets is beminnelijker dan deugd, niets afschuwelijker dan ondeugd. Deugd alleen is ernst, al het andere maar scherts. Bekwaamheid en grootheid moeten naar deugd, niet naar gelukkige omstandigheden worden afgemeten. Zij alleen is zichzelf genoeg. Zij maakt de mensch beminnelijk in zijn leven en doet hem voortleven na zijn dood.’ Niet minder kernachtig is No. 21: ‘De kunst om gelukkig te zijn’. Er zijn regelen voor het geluk: want voor de wijze is niet alles toeval. De wijze kan veel tot zijn geluk bijbrengen. Sommigen stellen er zich mee tevreden, rustig te gaan staan vóór de deur der geluksgodin en te wachten tot die deur geopend wordt. Anderen, en dit is beter, streven voorwaarts en spannen alle krachten in, om op de vleugelen hunner verdienste en dapperheid de godin te naderen en haar gunst te ontvleien. Maar juist opgevat is er geen andere weg dan die der deugd en bedachtzaamheid, want een ieder heeft juist zooveel geluk en ongeluk als hij wijsheid of dwaasheid bezit. Gracian's boek, - onzes inziens een gulde boek van levenswijsheid, - moet (en we willen nu eens gemanierd schrijven), een plaats innemen onder de toiletartikelen ten behoeve onzer ziel. We zouden het willen doen gebruiken als een ‘speldenboek.’ Iederen morgen na het ontwaken neme men een speld, en steke die op goed geluk af tusschen de bladen, men sla het daar open, en leze een der voorschriften daarop voorkomende. Of zou het niet zijn nut hebben, vooral als men aan den aanvang van zijn dagtaak staat, te lezen, No. 52: ‘zijn kalmte nooit verliezen.’ Het is een voornaam punt van wijsheid, zich nooit boos te maken. Dit is een teeken van een groot hart, want al wat groot is, is moeilijk te bewegen. De hartstochten zijn de kwade sappen der ziel, en door het te veel daarvan wordt het verstand ziek, en als dat kwaad door den mond uitbreekt, dan loopt de eer gevaar. Men beheersche daarom zich zelf zoo zeer, dat men noch in 't grootste geluk, noch in 't grootste ongeluk zich blootgeve, maar, als daarboven verheven, bewondering afdwinge.’ Om met oordeel het orakelboek te gebruiken diene men zelfkennis te bezitten (No. 89); zelfkennis in karakter, geest, oordeel en neigingen. Niemand kan zich zelf beheerschen, die niet eerst zich zelf heeft leeren kennen. Er zijn spiegels voor het gelaat, niet voor het gemoed. Dus moet daarvoor in de plaats komen een verstandig nadenken over zich zelf. Desnoods vergete men zijn uiterlijk beeld, maar men houde het innerlijke steeds vóór oogen, om het te verbeteren en te volmaken. Men leere zijn verstandelijke vermogens en zijn scherpzinnigheid kennen, eer men iets onderneemt; men onderzoeke zijn opvliegendheid om zich te binden of partij te stellen; men peile zijn heele diepte en wege zijn beleidzaamheid in alles.’ Zelfkennis voert tot lang leven. Dit leert ons ‘de kunst om lang te leven, (no. 90), welke bestaat in goed leven.’ Twee dingen zijn gauw met het leven klaar: domheid en liederlijkheid. Sommigen verliezen het, doordat ze 't verstand missen om het lang te bewaren, anderen omdat ze de wil missen. Zooals de deugd haar eigen loon heeft, zoo heeft de zonde haar eigen straf. Wie geheel voor 't kwaad leeft, sterft spoedig in dubbelen zin, maar wie ijverig leeft voor de deugd, sterft nooit. De reinheid der ziel deelt zich mede aan het lichaam, en een goed besteed leven zal niet slechts intensief maar zelfs extensief een lang leven zijn.’ Moed en geestkracht in ons, voorkomen ook klagelijk klagen bij ons. Men moet zich nooit beklagen (no. 129). ‘Klagen doet altijd afbreuk aan ons aanzien. Het dient eer om den hartstocht van anderen een voorbeeld van vermetelheid aan de hand te doen, dan om ons zelven de troost van 't medelijden te verschaffen; want het wijst de toehoorder juist den weg naar datgene waarover wij klagen, en de kennis der eerste beleediging is de verontschuldiging voor een tweede. Sommigen geven door hun klacht over geleden onrecht aanleiding tot een nieuw, en terwijl ze hulp of troost zoeken, wekken ze leedvermaak en zelfs verachting. Veel politieker is 't, gunstbewijzen van den eenen bij een ander te roemen om hem tot dergelijk gunstbewijs te bewegen. Spreken we over verplichtingen jegens afwezigen, dan is dat dingen naar die jegens de aanwezigen, | |
[pagina 493]
| |
en zoo verhoogen we het aanzien, waarin we bij den een staan, aan den ander. Een verstandig man zal dus nooit ondergane beleedigingen of eigen gebreken bekend maken, maar wel de hoogachting, die hij geniet. Zoo houdt hij zijn vrienden aan zich verbonden en zijn vijanden binnen de perken’. Deze en dergelijke uitspraken, nadenken wekkende, kunnen onze ziel een voorsprong geven bij andere menschenzielen, mits we maar één goede les niet verzuimen, dat is die van vooruit denken (no. 151). ‘Vandaag aan morgen, en zelfs véél langer. 't Beste is, dat men bepaalde uren neme voor zulk voorzorgen en overleggen. Voor behoedzamen is er geen toeval, en opmerkzamen raken niet in de klem. Men stelle het denken niet uit, tot men tot aan den hals toe in het moeras steekt; dit moet vooraf geschieden. Door rijp nadenken en overleggen voorkome men het ergste wat er kan gebeuren. Het hoofdkussen is een zwijgende Sibylle, en eens te slapen op wat men in den zin heeft, is beter dan later er slapeloos onder te liggen. Velen doen eerst en denken daarna, wat beteekent minder op gevolgen dan op verontschuldigingen bedacht zijn. Anderen denken noch te voren, noch daarna. Het heele leven moet een doorgaand denken zijn, om den rechten weg te houden. Overleg en voorzichtigheid maken het mogelijk onzen levensloop vooruit te bepalen’. We zullen eindigen met de nrs. 160 en 174. Voor de schoonheidshygiëne der ziel zijn zij uitstekende disciplinaire remedies. Letten op wat men zegt (160). ‘Dit is noodig in het spreken met mededingers uit voorzichtigheid, met anderen soms ter wille der betamelijkheid. Er is altijd nog tijd om er een woord bij te voegen, nooit om er een terug te nemen. Men moet spreken alsof men een testament maakte: hoe minder woorden hoe minder strijd. Bij het gewichtige oefene men zich voor het gewichtige. Het geheimzinnige heeft iets goddelijks. Wie lichtvaardig is in zijn spreken, zal spoedig overwonnen of overtuigd zijn’. Bedarend, rust gevend kan No. 174 in deze vliegeeuw werken. Niet snel leven. ‘De dingen kunnen verdeelen beteekent ze te kunnen genieten. Velen hebben te veel aan hun leven en hun geluk raakt op. Zij bederven zich het genot, zonder er vreugde over te hebben, en dan zouden ze later willen omkeeren, als ze zien hoever ze vooruit zijn; postillons van 't leven, die bij 't gewone snelle tijdsverloop nog hun eigen voortvliegen voegen. Ze zouden in één dag willen ophappen, wat ze nauwelijks in hun heele leven kunnen verteren. Ze zijn de levensvreugde steeds vooruit, verteren reeds de komende jaren en met al die haast zijn ze snel door alles heen. Zelfs in de dorst naar kennis houde men maat, om geen dingen te leeren die het kennen niet waard zijn. We hebben meer dagen dan blijdschap te doorleven. Wees dus langzaam in 't genieten, en vlug in 't werken, want het werken ziet men wel, het genot niet graag ten einde.’
A.J. SERVAAS VAN ROOIJEN.
Den Haag, 27/11 1907. Het is in het belang der Lelielezeressen zich, bij het gebruik maken van adressen, te beroepen op deze correspondentie in dit blad. | |
Correspondentie toilet.Costumes. Gij vraagt mij, onder dit pseudoniem, om raad betreffende de Costuum-school van Mevrouw Pijnappels - Garthoff, die in dit blad adverteert. Ik zou in Uw geval mij tot haar wenden, met verzoek eenige bewijzen harer bekwaamheid, diploma's, getuigenissen van oud-leerlingen, enz. te willen overleggen. Mondelinge besprekingen zijn stééds gewenscht. Ik beveel èlk jong meisje aan te leeren knippen en naaien, óók costumes, mantels, enz. Uw plan naar deze Costuumschool te gaan, juich ik daarom zéér toe. |