al wel, zoodat ik met mijn werk weer evenals vroeger kan voortgaan. - En ik hoop stellig, als er nu niet wéér iets tusschen beide komt, in het voorjaar terug te komen. Het comediestukje waarover U schrijft, is reeds in proef, maar ik had nog geen gelegenheid het te plaatsen, door de lengte der bedrijven; het komt, hoop ik, eerstdaags.
Alexandra. Daar gij mij schrijft, dat de belangstelling in het onderwerp van Vrouwenkiesrecht juist in deze dagen zoo bijzonder groot is in Uw woonplaats, en dat gij gelooft, dat mijne meening daarover te vernemen aan velen Uwer bekenden bijzonder aangenaam zoude zijn, wil ik niet in gebreke blijven terstond te voldoen aan Uw wensch. Zonder twijfel, lieve mevrouw, is er véél waarheid in hetgeen die vrouwen beweren, omtrent de onrechtvaardigheden, die de wet aan ons begaat. Het zou mij te ver voeren, indien ik die alle ging opsommen, maar zeer zeker acht ook ik het onbillijk, dat men ongehuwde, onafhankelijke, en voor haar eigen brood werkende vrouwen wèl oplegt alle belastingen te betalen, maar haar weigert over het gebruik van dit staats-geld en gemeente-geld mede een stem uit te brengen. Om U een voorbeeld te geven van hetgeen ik bedoel, zou ik voor mij, als ik gemeenteraadslid ware, b.v. beslist stemmen tegen het onnutte geld-uitgeven bij gelegenheden van bezoeken van vreemde vorsten enz. De stad besteedt groote sommen om feesten ter eere van zoo iets te betalen, en die sommen gaan uit den zak der belasting-betalenden. Op zulk een wijze wordt er heel veel geld verknoeid, dat wij belasting-betalende vrouwen moeten helpen opbrengen, terwijl wij over het besteden ervan geen woord hebben mee te praten. Dit is een onrechtvaardigheid. Wil men ons als onmondigen behandelen, dan moet men ons ook geen belastingen opleggen, maar ons laten genieten van de voordeelen dier onmondigheid, inplaats van ons alleen de nadeelen ervan te laten voelen.
Ook de questie der onzedelijkheid, het onderzoek naar het vaderschap, alles wat met prostitutie in verband staat, raakt zoozeer onze sexe, dat het onbillijk is, wanneer alleen de mannen het recht hebben daarover wetten te maken, die heel dikwijls in hun eigen voordeel uitvallen - Uit een zuiver rechtvaardigheidsbeginsel vind ik voor mij daarom, dat de wet alle onafhankelijke, voor haar eigen brood werkende vrouwen, die een zeker inkomen verdienen, alle weduwen welke voor haar gezin optreden als vertegenwoordiger, om kort te gaan, alle meerderjarige, ongehuwde, niet door een ander onderhouden-wordende vrouwen, zeer zeker moest toestaan het kiesrecht, zoo goed als elke grootste domkop-man dit recht kan bezitten.
En toch, Alexandra, ben ik noch lid van de vereeniging voor vrouwenkiesrecht, noch vóórstandster van de propaganda die wordt gemaakt om de vrouw dat recht te bezorgen. Want ik acht het een volkomen onnuttige zaak, zich zooveel moeite te geven voor iets, dat, wordt het verkregen, veel meer kwaad dan goed zal stichten. Gij zult eens zien hoe dom en onnoozel de vrouwen zich dan zullen laten leiden door al de partij-leiders, die haar ten eigen bate bij den neus rondleiden, en op hare schouders naar boven klimmen. Nu reeds kunt gij zien, hoe de socialistische partij, die uit partijbelang het feminisme in den zak kruipt, bijna al deze aanstaande vrouwelijke kiezers onder hare leden telt. Het ligt zoo in den aard der vrouw, zich te laten influenceeren door anderen, dat de vrouw-kiezer, zonder eenigen twijfel, nog veel meer vatbaar zal zijn voor knoeierijen en omkooperijen, van zich wat laten wijsmaken door schoone beloften, dan de man-kiezer. Om al die redenen acht ik het een dwaasheid, zich ook maar eenige moeite te geven, tot het verkrijgen van een recht, waarvan de uitoefening volstrekt geen nut of zegen, maar alleen onheil zal verspreiden. Daarbij komt nog, dat ik het voor moeders en gehuwde vrouwen bepaald afkeurenswaardig acht, als kiezer op te treden. Een gehuwde vrouw behoort aan het gezin, kan de maatschappij nimmer méér ten zegen zijn, dan wanneer zij op haren man en hare kinderen een opvoedenden invloed heeft. Alle verdeeldheid teweeggebracht door verschil van meening op politiek gebied, alle invloeden van buiten, waardoor de gehuwde vrouw zich zou laten influenceeren ten behoeve van een of andere partij, tegen den zin in van haren op dit punt wellicht anders denkenden man, moeten verderfelijk werken op den onderlingen vrede in het gezinsleven, die m.i. boven alles noodig is tot het behoud
van de maatschappij, waarvan weer het behoud wortelt in dat van het huisgezin. Het eene volgt hier logisch uit het ander. Vandaar dat juist de moeder en de echtgenoote, meer dan wie ook ter wereld, behéérscht in den grond de toekomst van de geheele natie. Indien elke vrouw een goede, verstandige echtgenoote en moeder ware, niets meer dan dat, dan zou zij dáárdoor een onbegrensden zegen-rijken invloed uitoefenen tot in de verste nageslachten.
Wat nu eindelijk het lid worden van die vereeniging aangaat, Alexandra gij kunt uw geld beter gebruiken dan tot het lid worden van een vereeniging, die niets anders tot stand brengt dan het drukken van maandblaadjes, het betalen van speechende dames, het organiseeren van vergaderingen waarvan dan weer verslagen worden gedrukt, en al die dwaasheden waaraan zoo véél contributies voor dit en voor dat verloren gaan. Van dergelijke vereenigingen zijn de oprichters en de woordvoersters niets anders dan eerzuchtigen, die per-se een rolletje willen spelen, en meenen dat ze dit doel niet beter kunnen bereiken dan door het schermen met vrouwenkiesrecht.
Laat mij U ten slotte vertellen wat de zeer beroemde en zeer verdienstelijke Suzanne Desprès, een van de eerste Parijsche actrices onzer dagen, heeft geantwoord onlangs aan een Blad, dat aan haar en aan eenige andere vrouwelijke beroemdheden de vraag stelde: Wat zullen de vrouwen doen als zij het zoover gebracht hebben dat zij mee-regeeren?
Suzanne Desprès gaf het geestige en rake antwoord: ‘Dwaasheden.’ Ik geloof met haar dat de heele questie zich ten slotte daarin oplost. Zelve een onafhankelijke voor mij zelve zorgende vrouw, erken ik volmondig de onrechtvaardigheid die er in ligt al die duizenden, die met mij in dat zelfde geval verkeeren, het kiesrecht te onthouden waar zoovele domkoppige mannen het wel bezitten. Maar ik ben zóó overtuigd dat het verkrijgen van dat recht slechts te weeg brengt nog meer geknoei en gekuip op politiek gebied dan wij nu reeds hebben, dat ik er geen hand voor zal uitsteken om de vrouwen aan dat recht te helpen, veel minder nog zoo gek zal zijn mijn geld weg te gooien om lid te worden van een lawaaierige vereeniging, met een lawaaierige presidente, enz. Wat U persoonlijk, een echtgenoote, een moeder, betreft, ik kan U, en al de gehuwden onder Uw kennissen, slechts toeroepen: wees in Uw gezin een zegen, en gij zult daarmede meer nut stichten óók in de maatschappij, dan door het gaan stemmen op gemeenteraad- en 2de Kamer-candidaten, welke heeren - tot welke partij zij ook behooren - geen ander doel op het oog hebben dan eigen voordeel en eigen eer, door middel van de politiek. -
Regina. - Vriendelijk dank voor Uw briefje en briefkaart. Ik heb alles ter drukkerij gezonden. Het hotel Alexandra heeft niets te maken met de villa Alexandra, waarin wij een appartement bewonen; het ligt aan den anderen kant van Menton, zoodat ik de familie door U bedoeld niet ken natuurlijk. - Met U geloof ik, dat de mééste protestanten volstrekt niet weten wat het Roomsche geloof is. Mijn leven bracht mij nog al eens in aanraking met vrome katholieken, met wien ik veel sprak over hun geloof. En hetgeen ik van hen leerde, en hetgeen ik gelezen heb in Roomsch-Katholieke boeken, heeft mij altijd overtuigd dat de protestanten dikwijls in de grofste dwalingen bevangen zijn, wanneer zij op zoo hoogen toon oordeelen over Roomsch ‘bijgeloof’ etc. Erger is het, dat de meesten onder hen zich niet willen laten overtuigen van hunne dwalingen, en boos worden als gij hen tracht te bewijzen, dat zij praten over iets waarvan zij niets afweten. Ik heb trouwens ditzelfde feit van boos worden geconstateerd bij vele modernen, die eenvoudig niet weten wat in den bijbel staat, omdat hun dominee hen verkoos te vertellen daaruit wat hem paste en weg liet wat niet voegt in de moderne bijbel-opvattingen. Zulke leden van de Ned: Herv: Kerk zijn geheel verbaasd als men hen zegt: Maar weet gij dan niet dat dit of dat stáát in den bijbel, en dus indruischt tegen wat gij ervan gelieft te maken? Van Luther en van de kerkhervorming, van alles in een woord wat tegen Rome is gekant, weten zij veel meer af, dank zij hun catechisatie, dan van hun bijbel. Wij orthodoxe