kring. - Dáárom werd ze met den vinger nagewezen voortaan als 'n gemeen mensch, met wien men niet wilde omgaan. - Maar zij, zij, wat was zij anders dan net zoo'n ‘gemeen mensch’, eigenlijk nog véél gemeener, omdat er bij háár van geen enkel hartstocht-oogenblik, van geen enkel verlangen zich te geven sprake was, alleen maar van ruilhandel, van berekenend verkoopen van haar lichaam tegen zoo en zoo veel voordeelen van naam, stand, positie, fortuin. -
Toen ze thuis kwam, stond een groote doos op tafel. 'n Zichtzending van winter-mantels, die ze besteld had uit ‘Maison de Paris.’ - Ze keek er niet in, zooals ze't anders begeerig deed, wanneer er iets voor haar was thuisgezonden van dien aard. -
En, toen ze, haar goed afleggend, het doosje met den armband uit haar moftaschje haalde, wierp ze het onwillig op tafel. - Hoe had ze daareven blij kunnen zijn daarmee!! - Een herinnering aan Amsterdam vaagde in eens door haar hersenen, aan een van de vele kamers, die ze daar had gezien, toen ze zocht naar een geschikte woning, en aan den schamperen toon waarop de juffrouw, met een schuinen blik naar haar licht Haagsch jacquetje en beveerden hoed, had gezegd:
‘O bent U aan 'n Bank. - Dat 's iets anders. - Want ziet U - U mot goed weten - aan mintenee's verhuur ik nooit.’
- Beleedigd, zelfs over de veronderstelling, had ze dáár in géén geval willen huren. - Maar, - wat was ze nu eigenlijk anders ten slotte dan zoo eene, die ze toen zoo diep verachtte... een maintenée?
Of je het nu was bekrachtigd door een ‘wettig huwelijk’ of per particulier contract, van je lichaam laten gebruiken tegen zoo en zooveel gulden per week of per maand, wat dééd dat er toe? 't Kwam toch maar aan op de zaak-zelf, op de daad, niet op de vorm, op de wijze van zich verkoopen. -
Als je niet uit liefde, uit eerlijk lijfs- en zìels-begeeren beide je gaf aan 'n man, je levenslang wettig aan hem bond, als je 't deed om andere reden, zooals zij 't nu deed om maar bevrijd te wezen van geldzorgen, dan was je 'n maintenée, net zoo goed als al die door de ‘fatsoenlijke’ dames zoo geminachten.
En terwijl ze aan tafel zat, midden tusschen 't deftig saai praten van oom en tante en van Gérard, die de oude luitjes in den zak kroop, door zijn conversatie in te richten naar hun ouderwetschheid, want hij rekende op Oom's invloed om carrière te maken, gonsde het al maar door in haar hersenen:
‘Maintenée, Maintenée.’
Totdat tante het opviel haar stil-zijn en afgetrokkenheid telkens, en ze vroeg na den eten, toen de heeren samen een sigaar rookten:
‘Is er wat Suus? Jullie hebt toch niet gekibbeld?’
‘- Hoe komt U er bij! - In 't geheel niet.’ -
‘Je waart zoo stil aan tafel. - En je gingt zoo opgewekt uit.’ -
‘- Ik ben moe’ verontschuldigde ze zich. -
‘Het is misschien beter dat ik wat vroeg naar bed ga.’ -
Want een reikhalzend verlangen om alléén te zijn, om tot een eind-resultaat te komen met haar gedachten kwam over haar, en als een oplossing greep ze deze uitvlucht aan. -
Tante beäamde. - ‘Ja, je hebt ook zulke drukke dagen achter den rug. - Wat staat er voor morgen op het programma.’ -
‘Passen’ - zei ze mat. - ‘Den heelen ochtend zoowat. - En 's middags zouden we de twee huizen nog eens gaan zien; U weet wel, we staan tusschen de Javastraat en de Koninginnegracht.’ -
Ze herhaalde het als een school-lesje, als iets dat niet langer haar-zelve aanging, dat ze vertelde van twee andere menschen. -
‘En dan ga jullie dineeren bij de Heringa's ook nog.! - Daar is het altijd zoo'n uithaalpartij, al héét het ook familiaar’ - vinnigde tante. - ‘'t Is te hopen dat je nieuwe witte japon nu morgen heelemaal goed-zit, dan kan je haar dadelijk 's middags aandoen.’-
‘Ja, 'k kan haar kláár passen morgenochtend; - ik heb 't gezegd dat ik erop rekende voor dat dinertje.’ - Susy sprak op denzelfden afwezigen toon, maar tegelijk heel zelfbeheerscht, heel voorzichtig, zich niet durvende verraden. -
Tante geloofde haar volkomen toen ze een oogenblik later zei: ‘Heusch ik ben moe. - U moest me maar excuseeren van avond. - Wilt U 't Gerard uitleggen?’ -
‘Natuurlijk kind. - Ga maar gerust. - Slaap lekker.’ - Tante gaf haar een moederlijken zoen, en maakte eenige huishoudelijke excuses, dat nu de sprei nog niet van haar bed zou zijn genomen, want dat Lina dat altijd later deed, en dat het vuile waschwater er misschien óók nog stond. Ze moest maar schellen. -
‘Ik ben wel gewoon geworden in Amsterdam om mijzelf te helpen,’ glimlachte Susy. -