Correspondentie van de redactie met de abonnés
De redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid ben dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Jonkvrouw Elze. - De w redacteur plaatste, meen ik, Uw bijdragen. - Neen Het Verloren Tooverland vind ik niet mooi; omdat ik de heldin daaruit niet kiesch vind; niet het feit, dat zij haar man niet meer lief kou hebben vind ik slecht, maar wel dat zij zich zelve van alle schuld vrij pleit, en niet inziet hoe zij zelve alles behalve ideaal is als vrouw, zoo min als hij als man. Ik houd niet van die hedendaagsche mode-boeken waarin ongelukkige slachtoffer-vrouwen de hoofdrol spelen als diep-beklagenswaardigen. In het werkelijke leven hebben beiden schuld. Gij zijt nog jong en kunt daardoor misschien het heel-mooie van Loutering niet zoo volkomen navoelen, dan wanneer gij ouder zult zijn geworden. -
Weet gij wáárom gij het leven ‘heerlijk’ vindt; (en ik ben zóò blij voor U dat in Uw brief te lezen) - omdat gij jong zijt. Jeugd geeft veerkracht. Ik weet wel dat nagemaakte ziekelijkheid en quasi levensmoeheid óók een deel zijn van hedendaagsche jeugd; maar dat alles is namaak, niet echt. Een werkelijk gezond jong menschenkind voelt dat het leven met zijn beloften en zijn loekomst-illusieën nog vóór hem ligt, en dat voelen geeft een zalig-dronken gevoel van genieten. - Zeker, leegzitten is zonder twijfel niet goed, voor wien ook, en dat alle werk, van welken aard dan ook, geestelijk zoowel als lichamelijk, U opwekt geloof ik gaarne. Het is namelijk iets geheel anders uit vrije verkiezing te werken uit behoefte, dan het dag in dag uit te moeten doen in den dagelijkschen sleur van het harde-werken om het dagelijksch brood. Ik geloof niet dat alle zulke jonge meisjes, in winkels, in apotheken, in kantoren, en in nog véél slaaf-achtiger omstandigheden, U datzelfde zullen nazeggen, want dezulken moeten óók werken in ziekte, moeten er door in weer en wind, moeten werken bij 't heetste zomer weer, op benauwde kamers, in onaangename omgeving, etc. etc - Dat gij in tuinwerk plezier hebt houd ik voor buitengewoon gezond, en vind ik ook een in elk opzicht aanbevelenswaardige bezigheid. - Van bloemen en bouquetten maken heb ik, die buiten opgroeide, altijd dolveel gehouden, maar van eigenlijk tuinwerk niet; omdat ik van kind-af een onoverwinnelijken afkeer heb gekoesterd van wormen, spinnen, slakken, padden, kikvorschen, al dergelijke dieren waarmee de tuin ons in nadere aanraking brengt als wij er in gaan arbeiden. -
Ja, de vriendschap van dieren is onuitputtelijk groot. - ‘Gyp’, de groote fransche schrijfster van wie gij wel eens zult hebben gehoord, en die zeker niemand zal kunnen nazeggen dat zij ‘sentimenteel’ is, schrijft ergens zoo naar waarheid: Hòé meer men de menschen leert minachten om hun geringe innerlijke waarde, hoe meer men de groote innerlijke waarde van het dier leert hoogschatten en lief hebben. - En zoo is het inderdaad. - Ik vind het dan ook volkomen begrijpelijk, dat gij bij Uw poes meer troost vindt soms dan bij wien ook onder de menschen, en ik twijfel er niet aan dat zij inderdaad Uw tranen begrijpt. Dat doen mijn honden ook. De lekkerste chocolade, het lekkerste vleesch weigeren zij, zoo lang zij zien dat ons iets hindert, dat wij verdriet hebben. En beginnen we dan weer opgewekt te praten of te lachen, dan jubelen ze als een paar kinderen om ons heen van plezier. Maar niet als wij dat doen voor de leus, om hen tevreden te stellen; dat doorzien zij volkomen. Zij slaan ons zoolang zwijgend en droefgeestig gade tot, zij zien dat wij werkelijk weer gelukkig zijn. -
En hoeveel liefde zij gaven toen ik ziek was, vertelde ik onlangs uitvoerig in de Lelie! Dus begrijp ik volkomen, dat gij diezelfde liefde ondervindt in zulk een geval. -
Mevr A.C.F. - geb: G. - Van U heb ik een brief vóór mijn ziekte geschreven, en een daarna gedateerd. - De latere artikelen van Excelsior zullen zeker Uw goedkeuring nog meer hebben weggedragen, dan die waarop Uw brief van 5 Maart jl: doelt. - Wat die preeken betreft, neen, ik voor mij kan niet begrijpen, dat preeken iemand zoo in beroering kunnen brengen; omdat ik het zoo vreeselijk gemakkelijk vind in een preek den weg naar den hemel te wijzen. Ik denk dan altijd aan het zoo ware leekedichtje van de Genestet:
Toen ik met dien Hooggeleerde
Ach wat klonk dat waar en schoon
Maar op straat teruggekomen
Ach daar ving mijn strijd weer aan -
Een troep beklagenswaardige kermismenschen, een wicht ‘lijdend voor haar vaders-zonden’ zijn voldoende om heel het fraaie geleerde samenstel van den Hooggeleerde over het Godsbestaan in elkaar te gooien. - De twijfel komt weer boven. - Zoo ook vind ik het met alle preeken. Overigens geef ik volkomen toe aan orthodoxe Christenen, beide Katholieken en Protestanten, dat geloof in Christus-God, en in Zijn offer als