Hoewel ik het beslist voor noodzakelijk houd dat een meisje evenzeer ontwikkeld wordt als een jongen, geloof ik toch, dat we met al dien vroeger ongekenden vrouwenarbeid, op den verkeerden weg zijn.
De meisjes toch in deze baan geleid, moeten het aangeleerde productief maken en worden dus tegen elken - en wel den goedkoopsten - prijs op de markt der betrekkingen gebracht. Een natuurlijk gevolg is, dat hierdoor het arbeidsveld voor de mannen steeds kleiner wordt en minder verdienste oplevert - de werkgever kan immers plenty goedkoope krachten krijgen - en een nog natuurlijker gevolg is, dat de vrouwen, die zich zoozeer beklagen over den huwelijksnood, den geringen kans om een huwelijk te kunnen sluiten, zelf voor een groot deel oorzaak zijn van haar eigen klacht.
De mannen mogen in 't algemeen niet meer zoo trouwlustig zijn als een 50 jaar geleden, waardoor de huwelijkskansen voor de meisjes verminderd zijn, een waarheid is het dat velen, die nog wel zouden willen huwen, dit niet kunnen, omdat ze niet in staat zijn een vrouw te onderhouden.
Nu is het mijne bedoeling niet protest aan te teekenen tegen het in eigen onderhoud voorzien der vrouwen, dit zij verre, ik vind het vrij wat eervoller dat zij niet afhankelijk behoeven te zijn van den man, dan dat ze zich tegen dezen of dien prijs verkoopen om een weeldezuchtig gemakkelijk leventje te leiden als juffrouw of mevrouw die of die, doch hierover later eens; ik wil zeggen dat ze zich maar niet op alles moeten werpen wat ze meenen te kunnen doen, op grond dat ze dit of dat geleerd hebben, en als 't een niet gelukt dan 't ander maar aangrijpen, om anderhalve cent te verdienen met iets wat heelemaal buiten haar bevoegdheid ligt.
Een dier bezigheden, waaraan ze zich zonder den minsten aanleg - zooals Freule Lohman ook reeds menigmaal betoogd heeft - gaan wijden, op grond van wat ze geleerd hebben is vertaalwerk, meenende, dat als men talen kent, het vertalen als vanzelf gaat.
Dit nu is een grove dwaling, en op grond van ervaring ben ik zoo vrij te beweren, dat het heel wat moeilijker is te vertalen dan zelf iets te schrijven, - Na kritiek op mijn eigen vertaalwerk, in vergelijking met dat van een bevoegd letterkundige, wil ik mij niet meer aan de vertaling van belletrie wijden, omdat ik gezien heb, dat ik het niet kan, al staat er ook geen onzin en is de bedoeling van den schrijver niet verloren gegaan. De zinnen zijn overgezet in leelijk, stijf Hollandsch en ik voel dat ik mij schuldig gemaakt heb aan het verknoeien van datgene, wat in de oorspronkelijke taal mooi geschreven was.
Maar nu nog het doel, waarom het gaat n.l. de verdienste. Niets dat in ons land zóó slecht betaald wordt als vertaalwerk. Eenige jaren geleden vertaalde ik een wetenschappelijk werk uit 't Fransch; het was 400 bladzijden, groot octavo, waarvan nog 't meeste heel fijn nootschrift en als bijzondere gunst kreeg ik dat werk ter vertaling tegen f 4 't vel want... schrik niet lezeressen, de uitgever kon 't gedaan krijgen tegen f 1.80 per vel en niet door 'n prul, maar door 'n arm huisvader, wiens talenkennis niets minder was dan de mijne, doch wien het niet gegeven werd, omdat hij beneden de markt werkte, naar de uitgever mij verzekerde.
Het hoogste wat men per vel groot octavo kan maken is f 6, en in 'n bijzonder geval voor 'n klein stukje zal door 'n edelmoedig werkgever 50 cent per bl. gegeven worden, doch zoo iets behoort dan ook wel tot de grootste uitzonderingen. Indien men nu tegen f 6 per vel geregeld werk had, zou het nog zoo erg slecht niet zijn, doch vertaalde werken komen niet dagelijks voor en daar de uitgaven meestal in 't voor of najaar verschijnen en ieder uitgever zooal z'n vaste vertalers-sters heeft, kan men licht begrijpen, dat er voor de massa geen droog brood mee te verdienen is.
En nu 't nut dat men met vertalen sticht?
Mijns inziens is dat, behalve de uitzonderingen, zeer gering niet alleen, doch in vele gevallen een moreele misdaad.
Alleen wanneer het een werk van importance betreft en literair mooi - zooals een artist dat zou doen - overgezet is, beantwoordt vertalen aan het doel, het lezenswaardige onder ieders bereik te brengen.
En daarop valt bij de vertalingen veel - zoo niet alles - af te dingen, behalve 'n enkele uitzondering.
Als men zoo de verschillende boekwerken, tijdschriften en couranten nagaat, haalt men minachtend de schouders op voor wat daar van prulwerk in te lezen valt.
Het meeste is zoo verbazend onbeduidend en onwaar, dat men zich afvraagt, hoe is het mogelijk, dat de massa zoo iets wil lezen.