Zij moest in een zeer mooien winkel van nagemaakte zilver-waren een kleinigheid laten repareeren, een soeplepel geloof ik, voor hare moeder. Wij moesten even wachten vóór men ons hielp, en in dien tusschentijd zwierf haar oog naar de bovenste planken, waar allerlei zeer groote zilverstukken, zorgvuldig in vloeipapier gepakt, waren opgesteld. -
‘Wat is dat?’ vroeg zij een gedienstig winkeljufje, dat op ons toetrad, en zij wees naar een ingepakte gedaante, die aan den vorm te oordeelen waarschijnlijk als tafelmiddenstuk voor bloemen of vruchten moest dienen.
- Het winkeljufje, begeerig wat te verkoopen, en waarschijnlijk nog niet genoeg bekend met het winkelvak, om van de onhebbelijkheid van zeker soort dames op de hoogte te zijn, vloog in minder dan geen tijd een hoogen ladder op, rukte 't vloeipapier naar beneden, en ontblootte het zeer dure ding in questie. -
Mijn ‘vriendin’ (ik spreek van een verleden tijd, waarin ik-zelve met dat misbruikte woord kwistiger omsprong dan tegenwoordig) wees intusschen alweer op het daarneven staande eveneens in vloeipapier verborgene stuk. -
‘En dat?’ - ‘En dat?’ - ‘En dat?’
Haar parapluie wees daarbij gebiedend de stukken aan. De vloeipapieren rolden pijlsnel naar beneden op den vloer; waarvan het slachtoffer, (ik bedoel de winkeljuffrouw), die straks kon oprapen. En deze zelve stond met uitgerekte armen en een hooge kleur van inspanning (misschien ook wel van verwachting dat zij ten slotte iets héél duurs zou verkoopen) op den hoogen ladder, en ontpakte met onvermoeiden ijver. -
Ik dacht eerst dat mijn vriendin, die boodschappen deed voor hare zieke moeder, misschien werkelijk in opdracht had naar iets van dien aard te kijken voor een of ander cadeau misschien, ofschoon zij mij bij 't opnoemen van haar lijstje niets van dien aard had gezegd. - Maar, toen ze geen enkel bewijs gaf van goed- of afkeuring, stootte ik haar vragend aan:
‘Zeg? Wat bezielt je? - Waarom laat je de juffrouw al die groote dingen uitpakken?’
Zij keek mij lachend aan: ‘Het amuseert mij. Ik wil die wel eens bekijken. Ze zitten altijd in vloeipapier.’
- ‘Dus je hebt ze heelemaal niet noodig.?’
‘Natuurlijk niet.’ - Zij zei het met zulk een naieve overtuiging van haar goed recht te vragen naar wat zij volstrekt niet van plan was te koopen, omdat ze immers in een winkel was, dat ik mijnerzijds, verbaasd en verontwaardigd tegelijk, een driftigen uitval deed over hare onhebbelijkheid. -
Maar zij bleef volkomen onvatbaar voor mijn argument:
‘Die arme juffrouw moet straks al die dingen weer inpakken, een werk van uren, en daarbij vlei je haar óók nog met vergeefsche hoop op iets duurs te zullen verkoopen.’ -
‘Dáárvoor is ze winkeljuffrouw’ - zei ze hardvochtig.
En dit meisje was o zoo orthodox-christelijk grootgebracht, en gezind, niet maar oppervlakkig-wereldsch, maar in waarachtige wáárheid. En toch voelde ze zóó onzuiver, dat haar 't absoluut onchristelijke van zoo'n handelwijze niet was bij te brengen.
Gelijk-gezegd, ik heb nooit meer met haar willen boodschappen-doen, en ik was toen nog maar een héél jong meisje -
Maar ik ken veel dames die, al is het niet altijd op een zóó sterk sprekende wijze, zich te buiten gaan op dit punt, waar het geldt zich iets laten voorleggen ter keuze. - Ze zijn b.v. van plan een kleinigheid te koopen, een lint voor een ceintuur, een strikje, een half dozijn zakdoeken, etc.
Op den toonbank ligt de stof van een of andere dure japon uitgespreid voor een andere koopster, die zooeven heenging, - en begeerig wordt gevraagd:
‘Hoeveel kost dat juffrouw?’ - ‘Wat een mooi laken!’ - of een andere inleiding van dien aard. -
‘O’, zegt de juffrouw of meneer gewoonlijk, ‘we hebben zulke prachtige nieuwe stoffen, en we hebben dit wat U zoo bevalt in alle nuances. - Ik zal U eens een en ander laten zien. -’
In plaats van dan te antwoorden: ‘Ik heb absoluut geen plan een japon te koopen, mag dus die moeite niet van U vergen’, - laten de meeste dames bij wijze van tijdpasseering zich alle mogelijke zware stukken stof voorleggen, uitrollen, naar beneden halen van hooge planken, om dan ten slotte, na den bediende of de juffrouw uren lang te hebben vermoeid, op te rijzen met een gemoedelijk: ‘Jammer dat ik niets noodig heb’ of zoo iets. -
Of ook wel zijn er, die vragen, alleen maar om te vragen, naar dingen die zij niet van plan zijn aan te schaffen. Een zekere zeurigheid is gewoonlijk de reden van zulke