De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHoofdartikel
| |
[pagina 274]
| |
over het bestaansrecht der kloosterorden en van een ascetisch levensideaal, maar het gaat hier alleen om de ascese als hulpmiddel bij alle grondige opvoeding en zelfvolmaking. De strenge krachtsoefening in den strijd van den wil met den zinnelijken mensch is het eenige middel, den mensch de volkomen vrijheid des geestes te verzekeren.’ Deze waarheden worden steeds meer en meer door geneesheeren en in het bizonder door zenuwartsen volkomen erkend. De ascese is allereerst een hulpmiddel voor de vorming der geestelijke persoonlijkheid en verder een grondslag voor de sociale vorming der menschen. Het sterkmaken van de zielskracht, zijn losmaking van den dwang der buiten hem staande bekoring en zinnelijke genoegens, is ook voor de innerlijkheid, kracht en duurzaamheid zijner charitas van fundamenteele beteekenis. Juist voor onzen tijd is de ascese dringend noodig en reeds daarom is de paedagogiek der Katholieke Kerk geheel en al actueel. 3. De Heiligenvereering. Hierin steekt een psychologie en paedagogiek, die grondig verstaan en gewaardeerd moeten worden. ‘De heroïke levenswandel van die mannen en vrouwen, die de Kerk heeft heilig verklaard, voor de verheerlijking Christi en voor de vorming van den wil vruchtbaar te maken. En zwaar weegt daarbij de eenvoudige grondwaarheid van alle moraalpaedagogiek: de beslissende beteekenis van het voorbeeld. Het ‘Gij moet’ is zeker van groot gewicht - even gewichtig is het verheffende ‘Gij kunt’ dat van een machtig en consequent voorbeeld uitgaat. De heiligen geven zulk een voorbeeld. Daar gaat van het geweldige voorbeeld van zulke helden een suggestie zonder weerga uit op den wankelen wil des menschen. Vooral voor de jeugd is het lezen van levens der heiligen een sterkend en opwekkend voorbeeld. Het kind heeft behoefte aan goede voorbeelden en zal die in den regel liever lezen en navolgen dan iets wat middelmatig is. 4. De kunst en symboliek in dienst van den godsdienst; deze toepassing is ongemeen paedagogisch; het is een heerlijk aanschouwelijk onderricht.
Met een buitengewone objectiviteit erkent dus een protestant de groote waarde der Katholieke Kerk juist op paedagogisch gebied.
Verder wijst Förster nog op het gezagsbegrip. De moderne mensch wil losmaking van alle gezag. De moderne mensch gaat steeds uit van wantrouwen in de traditie, inplaats van dat hij wantrouwen heeft in zijn eigen oordeelkundigheid. ‘Credo, int intelligam’ (ik geloof om te verstaan). Men komt nooit tot het begrip der diepste waarheden zonder allerdeemoedigste zelfverloochening en zonder dat sinds lang verwaarloosde aandachtig luisteren en dat bescheiden vertrouwen, die de eenige ware houding is van den mensch tegenover het woord Gods. 6. En dan last not least de praktijk van het gewetensonderzoek: ‘Juist hier blijkt aan een jong mensch tegenover de grootheid van het zelfbedrog en allerlei uitvluchten bij concrete en diepgaande zielsanalyse, wat God eigenlijk is en wat God wil.
Groote eerbied heb ik voor de waarheidsliefde van Förster, die zoo heel anders aandoet dan de matelooze aanvallen, maar ook talrijke dwalingen der tegenstanders. Indien ieder mensch zich de moeite wilde geven om te weten wàt het Katholicisme is en beteekent, dan zou er heel wat minder strijd en laster en heel wat meer vrede, liefde en geluk zijn onder de menschen. Maar de andersdenkenden geven zich die moeite niet en ze zien dus neer op iets wat ze niet kennen; ze praten na van anderen wat ze opdisschen over het Katholicisme, maar ze nemen niet de moeite om zelve te onderzoeken wàt het Roomsche Geloof is, wat katholiek zijn inhoudt. Van alles wordt onderzocht, van alles wordt gelezen, mits het maar niet katholiek is, en toch zou het zoo heilzaam wezen om juist eens te lezen van het Katholicisme. Er bestaan zooveel goedkoope, kleine werkjes die al dadelijk een frisschen kijk geven op veel dingen. B.v. leest eens ‘Een antwoord op de meest verspreide bedenkingen tegen den Godsdienst’ door Mgr. De Ségur. Het kost 25 cts. De vooroordeelen der andersdenkenden zijn velen en ik zou zoo graag velen opwekken de vele die de waarheid liefhebben, om eens grondig te overwegen alle bedenkingen. Men zegt wel eens: ‘Er zijn toch wel slechte priesters.’ Ja, en het verwondert me altijd dat er niet méér zijn, het verbaast me dat er maar zeer weinige slechte priesters zijn; het is een punt van groote bewondering voor me dat in 'n leger van mannen zéér braaf, zéér vroom, zeer trouw, velen zelfs zeer heilig leven. De menschelijke natuur in aanmerking | |
[pagina 275]
| |
genomen is dat zeer zeker een wonder en het feit is dan ook alleen te verklaren uit boven-natuurlijke beweegredenen; beweegredenen die machtig verheven en diep-ingrijpend genoeg zijn om steeds weer en telkens weer van-nieuws af aan heele legers van mannen te vormen in den dienst van God. Het verwondert me dat de wereld niet verbaasder staat daarover; het komt denk ik omdat men zich geen voorstelling maakt wát het is om priester zijn. En dan... men heeft eens een min of meer ongelukkige, desnoods treurige kennismaking gehad met een roomsche man of vrouw of met een katholieke familie. Maar is dat nu een bewijs voor het minderwaardige van het Geloof? Dat doet nu denken aan een gedeelte van een preek die ik eens in Frankrijk hoorde: ‘Un Anglais débarqua à Galais et écrit dans son journal de voyage: ‘toutes les femmes de France sont rousses et acariâtres. Parce que l'hôtesse chez qui il était descendu avait ces deux défauts.’ (ik laat nu in 't midden de apréciatie van rousse als défaut). We mogen niet oordeelen naar eenige voorbeelden, bovendien veroordeelen we dan alleen de menschen en niet het Geloof, want dit is zeker, dat indien een Katholiek leeft volgens Zijn Geloof, dan is hij een goed mensch en dan doet hij nooit iets tegen de liefde, het hoogste en eerste gebod. Maar hoe weinig léven er naar hun geloof! Dat is nu wel heel jammer, maar dat kan het Geloof toch niet helpen! En is het juist geen wonder, dat de Kerk nog zóó bestaat áls ze bestaat, in handen toch maar van zwakke, feilbare menschen, die altijd moeten strijden en werken om niet te vallen en te hervallen in fouten en zonden? Pleit het niet juist van Haar innerlijke Waarde en Haar innerlijke Kracht. En is tevens niet het feit dat al haar bestuurderen èn haar kinderen zich ‘zwak en zondig bekennen’ niet een troost en aanmoediging voor allen die even zondig als wij zijn, maar die missen moeten den steun, den krachtigen, nooitfalenden steun die ze toch even als wij behoeven? Is het dan schande om zich ‘mensch’ te voelen en mensch te bekennen? Is het dan erg dat we 't elkander belijden dat het zeer moeilijk is om goed te zijn en dat het zwaar valt om in te toomen en te gehoorzamen? Maar omdat we de overtuiging (geboren uit het Geloof) in ons omdragen dat we, indien we ons-zelf niet als zondaars willen bekennen, we vroeg of laat het slachtoffer zullen zijn van onze zelfoverschatting en dan aan 't eind van ons leven moeten bekennen en doen we 't niet toch in ons binnenste zullen voelen de leegheid die nòch het leven, nòch de menschen (zelfs niet de meest liefdevolle) heeft kunnen aanvullen. Ik kan me wél voorstellen dat het vernederend voor het gevoel kan zijn om hulp en steun te moeten vragen bij de menschen, maar ik kan me niet voorstellen, dat het vernederend of moeilijk zou zijn om hulp en steun te vragen aan God, die ons geschapen heeft en ons als een vader liefheeft. Ja maar, zegt men: ‘en al dat onrecht dan en al dat lijden!’ Ja zeker, maar evengoed als God een vader is vol liefde en goedheid is Hij toch ook rechtvaardig en als ons leed wedervaart dan is dat òf een straf voor onze zonden òf een beproeving om eens te zien of we God wel sterk en genoeg liefhebben om door alles heen Hem trouw te blijven en op Hem te hopen, op Hem te vertrouwen, óók dan als we schier alles voor ons verloren voelen gaan. En verder zegt men ‘De Kerk is een vijandin van de vooruitgang’. Van welke vooruitgang? Er bestaat een goede en een kwade vooruitgang. De slechte vooruitgang nu wordt door de Kerk bestreden met al de kracht en de overtuiging die in Haar is en dat doet ze met geen ander doel dan om Haar kinderen voor veel leed en smart te bewaren. Beschaving en raffinement zijn twee zeer verschillende zaken. De beschaving nu, die vooruitgang heeft de Kerk niet alleen in Hare bescherming genomen altijd en door alle tijden heen. Ze heeft haar zelfs voortgebracht en dat wel in ruimen zin en op ieder gebied. Maar het raffinement is de schandelijke verfijning der heidensche z.g. ‘beschaving’, zij echter baart ons menschen niets dan het wreedste ongeluk. De Kerk wil de vooruitgang, maar de vooruitgang van het goede, vooruitgang in orde en vooruitgang in alles wat tot de vrede leidt. En dan zegt men: Ja maar die biecht! Zoo'n nieuwsgierige priester alles te zeggen.... O maar in de eerste plaats is het allervermoeiendst en allerinspannendst gedeelte van het priesterambt zeer stellig het zitten in den biechtstoel om aan te hooren al de beschuldigingen, al de slechtheid van de menschen en die dan oordeelkundig te beoordeelen volgens hun leer en hun voorschriften en voor den Katholiek is er niets | |
[pagina 276]
| |
zoo zwaar dán het biechten, dat is het bekennen, het eerst zien en gewaarworden en dán het bekénnen, van het belijden van zijn zondenGa naar voetnoot*) en bovendien het deemoedig en rouwmoedig belijden, want niet waar, we voelen ons zooals mensch al een heele Piet en we vinden ons-zelf toch eigenlijk nog lang zoo minnetjes niet en dat beetje kwaad, nu ja, dàt doen we allemaal en dat hoort er nu eenmaal bij, dat weten we nu wel weer.... O we zijn zoo heerlijk zelfgenoegzaam en zoo nogal met ons-zelf ingenomen, jawel heusch èrg met ons-zelf ingenomen, om een of andere rede, let maar eens op! En dan, we staan liever niet stil bij die kleine en groote gebreken, we staren dán nog maar liever op onze voortreffelijkheden! En toch we foppen ons-zelf zoo, en anderen en ons-zelf kunnen we foppen, volop, zooveel we willen, alleen God verschalken we niet en dát is nu het ernstige van het geval, daarin schuilt het verontrustende. Hebt ge wel eens geprobeerd om eens hardop alleen in een kamer zijnde uw eigen fouten uit te spreken? Nu dát is al een heele toer en dan zijt ge nog maar alleen, maar om er toe te komen als protestant die protesteerend als 't ware ter wereld zijt gekomen, om te biechten zooals de Kerk dat eischt, dán moet eerst de vaste heilige overtuiging van de noodzakelijkheid, de waarde en de heiligheid der Biecht aanwezig zijn. En dát nu eischt ernstige studie, door veel zelf-nadenken en véél gebed om voorlichting en genade. Maar langs dien weg kan iedereen er komen en al is het waar dat gelooven een genade is, éven waar is het, dat God die genade geven wil en geeft aan allen die er Hem in ernst en in waarheid om vragen, dat is ons bidden. De maatschappij zou vanzelf verbeteren indien de menschen meer zouden wenschen om te gelooven en indien ze in dat geloof en uit dat geloof weer blijder en gelukkiger werden. Want ook blijheid en vreugde spruiten voort uit Het Geloof, dat toch niet voor niets ‘De Blijde Boodschap’ inhoudt. REGINA. |
|