zoek ik in de elementaire gedachten der menschen. U lost alles op in materialisme, dan krijgt men ook eene heele omzetting van ideeën, ja bij consequente doorvoering kan men met materialisme van geen Staatkunde meer spreken, immers alles wordt toevallig, betrekkelijk enz.
Gezag, orde, plicht, naastenliefde, zedelijkheid, godsdienst, recht enz. worden door 't materialisme ondermijnd, ja vernietigd. Dan zijn er geen eeuwige waarheden meer. Ik weid hierover maar niet verder uit. 't Is zoo klaar als een klontje.
De Staatkunde regelt het maatschappelijk leven der volken. 't Spreekt vanzelf, dat ze zich hierbij moet laten leiden door geestelijke gedachten, anders verloopt het geheele leven in een platvloersch, doodend materialistisch gebeuren, den beesten gelijk, zonder hoogere wijding. Ja, deze laatsten zouden hen nog beschamen. Een os kent zijn kribbe, een paard zijn meester; maar Mijn volk, zegt God, wil naar Mij niet hooren.
Wat U van de statistiek zegt, is niet klemmend.
Wat zou uw statistiek wel in allen deele zonder eenige fout kunnen zijn? De voorbeelden, die ik aanhaalde, mogen geen absoluut bewijs zijn, ze geven toch weer den indruk van talrijke eminente mannen.
En wat uw wetenschap aangaat, och, leest U eens hetgeen verhandeld is onlangs nog op de British association for sciences, waar de groote geleerden het over de samenstelling der stof nog niet eens zijn; hierover zijn ze het eens, dat deze wonderbaar is ineengezet, nog gaande boven de bevatting der menschen.
Dit moest ons een weinig bescheidenheid leeren. Mij leert het telkens ontdekte in de natuurwetenschap de wijsheid van God, Die steeds meer den sluier oplicht van het mijsterieuse.
Dat is toch mooier dan wanneer men zegt: ‘Nu ja, alles is stof, rommelt zoo'n weinig door elkaar.’ Er is een ongekende orde in de kleinste stofjes die een heelal op zichzelf daarstellen met sterrenhemels van electrisch licht incluis. We speuren dus steeds meer overal eene goddelijke wijsheid. Het geloof zal worden veranderd in aanschouwen, dit leert ons ook de natuurwetenschap.
Wat u aanvoert over de voortplanting en de inmenging van den Staat, de door u aangevoerde argumenten zijn zeer overdreven, de natuur bezorgt, of liever God regelt dit zoo, van zwakke ouders vaak krachtige kinderen, men kan dit niet altijd doorgronden, al ontken ik de erfelijkheid niet. Wat betreft uw ideën over 't N.M., hier is voor mij 't bewijs alweer, dat de Staatkunde zich door godsdienstige gedachten moet laten leiden, want u ook zelfs vindt deze practijken verkeerd, doch uw religieuse basis is niet sterk genoeg om er eene gezonde opvatting betreffende den huwelijksplicht op te bouwen.
Trouwens de practijk leert 't verderfelijke van N.M., dus bespaar ik mij de moeite van verder argumenteeren
U wilt zelfs 't ontstaan van God zelf verklaren. Dit is een contradictio in terminis. God is een eeuwig wezen, Dat begin noch einde heeft, altijd geweest, reeds voor dit wereldje er was, dus lang ook voor ons beidjes. Hier hebt u bepaald u schuldig gemaakt aan lapsus linguae.
De evolutie, een menschlijk stelsel, speelde u parten.
Onlangs bezocht ik nog den Pietersberg te Maastricht. In de gewelven ziet men afdrukken van groote visschen en beesten, die kennelijk door de zee daar gebracht zijn; voor mij was dit weer een bewijs voor de waarheid van het verhaal van den zondvloed. Trouwens alle volken der oudheid vertellen van dien vloed.
Om nog even dit aan te halen, ik sprak van God als een onbegrijpelijk Wezen en u slaat daaruit munt met den uitroep: Ziet u wel, u bent geen stap verder. Maar dacht u nu heusch, dat wij nietige menschjes, den Eeuwige, Die zonder oorsprong is, met ons verstand konden begrijpen, wij, die de eenvoudigste zijner werken, niet vermogen te doorschouwen? Hij openbaarde zich door profeten en 't volmaakst in Christus, zijnen zoon, als Liefde.
In dit offer ligt het behoud der wereld, voornamelijk dergenen, die in Hem gelooven, den Joden vaak een ergernis en Grieken een dwaasheid. Maar God wil het nu eenmaal zoo. - Ik ga eindigen.
U vindt mijne opvatting over 't N.M. o.a. naief en eenzijdig. U wilt op voorbeeld van Ellen Key onthouding door erfelijk belasten, dan is N.M. niet meer noodig. Maar erfelijk belast zijn we allemaal, dus dan stierf 't menschdom uit. Consequent kan men bij uw redeneering ook niet zijn. Bovendien N.M. wordt 't meest gebruikt door gezonden en door hen, die met aardsche goederen zijn gezegend. En nu, vale.
J.B. NAAKTGEBOREN.