om te willen. Hiervoor nu is bij de studie noodig:
1o. Kalmte. Kalmte ontbreekt zeer veel menschen en vooral juist velen onder de studeerenden. Onze scholen, in de eerste plaats de middelbare, eigenlijk toch inrichtingen bestemd om 't leeren aangenaam en gemakkelijk te maken, zijn juist niet geschikt om den leerling tot kalmte te stemmen. Tengevolge van de eischen van 't moderne leven wordt er in den bepaalden tijd al te veel kennis op school onderwezen. Voor de meeste leerlingen, wellicht voor alle, is de leerstof te uitgebreid om ze goed, grondig op te nemen en te verwerken, in elken jaarcursus moeten leeraren en leerlingen zich voortdurend haasten om 't program af te werken, en deze haast is, nog meer dan bij ander werk, zeer schadelijk bij de studie, die allereerst kalmte en bezadigdheid eischt, dewijl de leerling tijd noodig heeft tot bezinning, herhaling en verwerking van 't geleerde. Om die reden vormt de hedendaagsche school geen denkers ('t spreekt vanzelf dat ze er daarom toch wel zijn!), de schoolstudie bestaat voor 't grootste deel ter wille van de practijk in 't leven, in het toedienen en opnemen van steeds maar klaargemaakte preparaten voor examens en de behoeften van 't bedrijvige leven, de kennis is daardoor geen product van eigen vinding, zelf-denken, en 't geheugen wordt overladen met werktuiglijk opgenomen, niet verwerkte, dus flauwe zielebeelden.
Ieder studeerende kan zich met autosuggestie, d.i. met krachtige inwerking van zijn wil, in normale omstandigheden, tot kalmte bij 't leeren dwingen.
2o. Men moet met volle opmerkzaamheid, a.h.w. met zijn geheele ziel, geconcentreerd waarnemen. Bij 't luisteren b.v. moet men den sprekenden persoon in de oogen zien, opdat a. de aandacht niet door 't zien van iets anders wordt afgeleid en b. men niet alleen de gedachten van den spreker hoort zeggen, maar ze ook op diens gelaat, aan de gebaren, in diens oogen ziet, en dus dubbel en daardoor duidelijker waarneemt. Wie zich in 't geconcentreerd waarnemen oefent, ziet weldra met een oogopslag tweemaal zooveel als de niet opzettelijk geoefende.
3o. Wat men leest om het te leeren moet men, liefst hardop, zeggen, spreken; naast het zichtbare beeld der woorden en zinnen krijgt men dan de hoorbare voorstelling: men neemt dezelfde zaken tweemaal waar en krijgt daardoor duidelijker zielsindrukken.
4o. Herhaling van 't geleerde is noodig; wat niet herhaald wordt, verflauwt en vervliegt langzamerhand. Deze herhaling behoeft niet te geschieden in denzelfden vorm als de eerste waarneming. De beste repetitie is de toepassing, 't gebruik van 't geleerde; zoo leert men de regels van 't rekenen en van de spelling bijna uitsluitend door 't gebruik. 't Geen telkens wordt toegepast, kunnen we niet vergeten, daarentegen kan men niet onthouden wat men nooit gebruikt, nimmer noodig heeft, b.v. - voor de meeste menschen - de jaartallen en feiten uit de Geschiedenis.
5o. De herhaling moet men zooveel mogelijk afwisselen wat den vorm betreft, b.v. iets dat men heeft geleerd van voren naar achteren, ook eens andersom reciteeren, als 't onderwerp dit toelaat, natuurlijk niet bij een vers, doch met zaken waarbij de volgorde willekeurig is, als 't a, b, c, een rij plaatsen van een land; de gebeurtenissen van een tijdperk van achteren af nagaan, zoo ook aan den avond van een dag zich in teruggaande volgorde voor den geest roepen 't geen men dien dag heeft gedaan, waar men geweest is, wat men beleefd heeft: terugdenken. Een uitstekende manier van herhaling is verder:
6o. Opschrijven wat men van een zaak weet. Deze repetitie kost veel tijd, maar is uiterst loonend. Behalve als hulpmiddel voor 't verwerven van een stalen geheugen is deze oefening ook 't beste middel om een eigen stijl te verkrijgen. Want stijl bestaat niet allereerst in vorm, maar in inhoud: wie wat weet, en vooral wie eigen gedachten heeft, is zeker van stijl, als hij zich maar oefent in 't neerschrijven, de vorm immers, d.i. de stijl, is slechts het kleed der gedachten. Daarom is 't ook fout in de hedendaagsche stijlrichting van vele letterkundigen, dat ze te veel op den vorm, 't woord, let en tengevolge daarvan te weinig op den inhoud (gedachten), vandaar dat zooveel taalkracht verkwist, verpatst wordt voor beuzelingen: Lees Quérido, of liever: lees hem niet!
Behalve bovengemelde, zeer eenvoudige (maar toch de beste) middelen tot het verwerven van een stalen geheugen is er nog een kunstmatige geheugenleer, ook mnemoniek of mnemotechniek genaamd, die door de meeste paedagogen (opvoedkundigen) en onderwijsmannen mijns inziens met al te veel minachting wordt bejegend. Want in