roepen en lichtte hem in omtrent de bezwaren en wenschen van Vader Helmerding.
‘Ik heb werkelijk overijld gehandeld,’ begon de leeraar. Mijnheer Helmerdings gelaatsuitdrukking werd nog 25 procent ‘beleedigder’.
‘'k Heb er spijt van -’
De trekken van Papa Helmerding werden nòg 25 procent harder en strakker.
‘Ik heb uw zoon onrecht gedaan -’
Mijnheer Helmerdings gezicht nam een uitdrukking van impertinente vastberadenheid aan.
‘- omdat ik hem niet half genoeg gegeven heb, nu ik weet dat hij zich niet schaamt zijn ouders brutale leugens op te disschen. Als u er evenwel bizonder op gesteld is, kan het verzuimde nog gemakkelijk ingehaald worden.’
't Gezicht van den vader scheen nu plotseling alleen maar uit een open mond te bestaan.
Aan de omstandigheid dat de directeur er mijnheer Helmerding reeds vooraf attent op gemaakt had, dat Willies onderwijzer een zeer hooghartig karakter had, uitdrukkingen als ‘beestachtig’ en ‘beulsknecht’ niet graag zou hooren, en gewoon was met groote beslistheid op te treden - aan deze omstandigheid was het waaarschijnlijk toe te schrijven, dat mijnheer Helmerding zich, toen hij de deur uitstormde, tot de herhaalde verzekering bepaalde, ‘dat ze 't wel eens zouden ondervinden!’ waarbij hij de achterblijvenden in de pijnlijke onzekerheid liet, wat ze zouden ondervinden.
Nauwelijks had mijnheer Helmerding thuis zijn verslag ten einde gebracht, of zijn vrouw vloog van haar stoel op. Laten inspannen, onmiddellijk, en met het kind naar den dokter rijden. De theorie dat we in de eeuw der humaniteit bij uitnemendheid leven, in een eeuw die zich krachtig verzet tegen godsdienstige vervolging, wreede uitbuiting en brutaal geweld, was ook tot haar doorgedrongen.
Na een onderzoek, dat een half uur duurde, (het was niet de ironische dokter van vroeger, dien men in zulk een gewichtig geval zeker niet kon vertrouwen) verklaarde de medicus met een zegevierend gezicht, dat het hem gelukt was te constateeren dat het bewuste lichaamsdeel van Willie nog sporen van de tuchtiging vertoonde, of tot voor korten tijd vertoond moest hebben. Nu was de leeraar ‘er bij’. Het recht tot tuchtigen bezat hij, maar volgens de opvatting van alle advocaten, rechters en overheidspersonen mocht dit nooit zoover gaan, dat het ook maar de geringste stoornis in het lichamelijk welzijn van den gestrafte te weeg bracht.
's Dokter's diagnose opende nu weliswaar mevrouw Helmerding een schoone toekomstige wraak, maar haar zoontje nog geen nieuwe school. Daarvoor was echter ook wel raad te schaffen.
Gelukkig bestond er in de plaats nog een particuliere onderwijsinrichting, welke zich vol liefde en toewijding over leerlingen ontfermde, die van andere scholen waren weggejaagd, mits de ouders dier veelbelovende knapen slechts tot even groote toewijding en offervaardigheid bereid waren.
Deze school behoorde tot het idyllische meer en meer verdwijnende soort, waarvan de zotste anecdotes in omloop zijn, die de oudleerlingen zich na tientallen van jaren nog in vroolijke oogenblikken herinneren. De lokalen van dezen tempel der geleerdheid hadden zulke geringe afmetingen, dat men ze graag een vierde afmeting zou gegund hebben. Alleen de teeken-gymnastie-muziek-feestzaal zou aan bescheiden eischen hebben kunnen voldoen, als de vrouw van den directeur die niet voor het drogen der kinderwasch benutte. De teekenmodellen moesten altijd een paar tafeltjes ver van den leerling opgesteld worden, met het zeer begrijpelijk gevolg, dat er door onjuist zien dikwijls producten tot stand kwamen, die bezwaarlijk met een der modellen overeen te brengen waren.
Het onderricht in de gymnastiek werd in den regel niet hier - waar slechts een rek zonder stok voorhanden was - maar op het leerplan gegeven. De leer van 't aanschouwingsonderwijs, waarop zooals men weet, de heele nieuwe onderwijsmethode rust, volgde men trouw. Voor het geografisch onderwijs waren niet minder dan twee wandkaarten beschikbaar. Op de eene, die Europa voorstelde, mocht Oostenrijk zich nog in 't bezit van Lombardije verheugen, hoewel de snel voortijlende jaren reeds lang den afstand van Elzas-Lotharingen achter zich hadden gelaten; de tweede, een kaart van Afrika, stelde door haar kleur de geheimzinnige zwartheid van dit werelddeel aanschouwelijk voor en toonde, wat de Afrikaansche binnenlanden betreft, een graad van onontdektheid, die bij elken Congoneger de weemoedigste herinneringen moest hebben opgewekt.
Bij de natuurkundelessen maakte zich een bejaarde luchtpomp verdienstelijk, welke uit