De Hollandsche Lelie. Jaargang 21
(1907-1908)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKunsten en Wetenschappen.Zedengeschiedenis.Indien niet onder den titel Anthropophyteia sedert een paar jaar te Leipzig Jaarboeken werden uitgegevenGa naar voetnoot1), welke ten doel hebben het bijeenbrengen van folkloristische nasporingen omtrent de moraal van het geslachtsleven, en niet minder dan een Fr. S. Krauss daarvan redacteur is, zouden wij er misschien niet toe overgegaan zijn om dit onderwerp ter sprake te brengen. Men moet echter de zaken onder de oogen durven zien, de dingen bij hun waren naam noemen, en niet terugdeinzen om den spiegel van het verleden op te houden, al geeft hij ons nu juist niet altijd ideaal-voorouders te zien. Geweldpleging in beiderlei zin, onthouden en slaaf zijn, is tegen de natuur, en het kan voorzeker zijn nut hebben om gade te slaan hoe de moraal van het geslachtsleven verband houdt met de ontwikkelingsphasen der menschheid bij de volken van heel de wereld. Vreemd genoeg ontdekken we dan, dat de beschaving de onzedelijkheid in de hand werkt, waar we kunnen opmerken, dat de natuurmenschen slechts de natuur en haar alleen in het geslachtsleven tot richtsnoer hebben. De mensch staat hooger dan een dier; de beschaving, welke hem tot weelde, en de weelde welke hem tot verfijnde zinnelijkheid voert, voert hem echter veel lager. De natuurdrift van het dier, wordt een onzalige hartstocht bij den mensch. Om aan te toonen wat er op dat gebied valt te leeren, waar te nemen en te verbeteren behoeve men slechts te weten, dat niet minder dan een 1000tal boeken en geschriften zouden zijn aan te wijzen, welke getuigenis afleggen van de immoraliteit van den tijd, waarin zij werden gedrukt, of overzichten geven van alles wat, het geslachtsleven betreffende, in ouden en nieuwen tijd voorviel. Noemen wij slechts enkele namen. Pietro Aretino (1493-1556), en zijn illustrator Guilio Romano; Arlotto van Florence; Th. Beza (1548); M.A.F. Muretus en Janus Secundus, met hun erotische poëzie; Mr. Willem Bilderdijk met zijn Kusjes en zijn Ridder Sox (vertaling); Pierre Corn. Blessebois; Boccacio; Pierre de Brantômes; F.W. Bracbräu; Pietro Buratti; J.J. Casanova de Seingalt; Choderlos de Laclos; Crebillon fils; Jacques Desroi (1902); Dulaurens; doch waartoe met het opsommen dezer namen voort te gaan? Een gansche bibliotheek is te vullen met de literatuur, sedert eeuwen verschenen, op een gebied, dat een intregeerend deel uitmaakt der kultuur-geschiedenis, en waaruit zooveel lessen zijn te trekken voor juristen en psychiaters.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN.
Oud-Gemeente-archivaris.
Den Haag. |
|