Over het algemeen hebben ze een bijzondere voorliefde zich te organiseeren tot clubs en vereenigingen; die zijn dan ook overal verspreid, van New-York tot de Stille Zuidzee en van de Canadeesche grens tot de golf van Mexico. Het karakter der clubs verschilt eenigszins met de omgeving. In alle plaatsen vindt men vereenigingen die uitgaan van de kerk (die hier een groote plaats inneemt in 't dagelijksch leven) zooals; moeders clubs, waar lezingen gehouden worden over babies en opvoeding, vrouwenvereenigingen tot hulp aan armen en behoeftigen, bijbel en muziek-klassen voor jongelui, en dergelijke. In de groote steden zijn tallooze vakclubs, in Chicago bestaat een ‘éénarmige mannenclub’ die ongeveer 1500 leden telt, een gevolg der voortreffelijke Amerikaansche spoorwegen.
Er is natuurlijk geen gebrek aan letterkundige en muzikale clubs. Reisclubs vindt men meer in afgelegen streken. Men laat series platen komen van het land dat men doorreizen wil, bestelt boeken en reisbeschrijvingen en passeert op die manier een aangenamen winter in Italie.
In het Westen hoorde ik van een wonderlijke ‘verbeteringsclub’. Op een avond zat ik heel gezellig te babbelen met een van de leden toen ze plotseling opstond, naar de keuken ging en zei: ‘Nu moet ik even mijn clubwerk doen’. Ze haalde een groote lamp voor den dag, stak die aan en zette ze achter het gordijn. Mijn verbaasd vragend gezicht ziende, legde ze me uit: ‘Zie je, we hebben hier nog geen straatverlichting en nu hebben we een groote vrouwenclub opgericht. Ieder lid verbindt zich elken avond een lamp voor het raam te zetten, kijk maar eens.’ En wezenlijk, haast ieder huis van de straat had een flink brandende lamp, wat de dikke duisternis buiten aardig ophelderde. -
Studeerende jonge meisjes hebben natuurlijk weer andere clubs dan de vrouwen in de afgelegen Westersche bergdorpjes. Maar niettegenstaande de tongbrekende onderwerpen die daar soms behandeld worden, is het heerlijk te zien hoe in frisch en gezond die jonge studenten zijn, zoo geen zweem van blauwkousachtigheid, zoo vol levenslust en humor. Ze hebben evenveel belangstelling in hun wetboeken als in een nieuwe ‘musical plaij’ en ik geloof dat ze zich alleen met zooveel ijver toeleggen op de studie der werkingen van biceps en latissimus dorsi om beter golf te kunnen spelen of een boksing match te organiseeren (Universiteit te Chicago). Als iets tijpisch Amerikaansch wil ik u nog het volgende vertellen.
Eens zou Paul Blonet een lezing houden over ‘Vrouwen’ voor de jonge studenten van een welbekend college. Kort voor het begin van den avond kreeg hij onverwacht bezoek van drie jonge dames afgevaardigden.
‘We kwamen u vragen’, zei de woordvoerdster, ‘of u uw onderwerp nog niet zou willen veranderen. We houden deze lezingen voor onze ontwikkeling en nu hadden we liever dat u tot ons sprak over iets waar u wezenlijk iets van af wist.!’
LIZZIE.