Voilà la vie!
door Hyacinthe.
In de groote kantoorzaal stond ze te tikken op de rekenmachine; machinaal tikt ze de groote bedragen van de kaarten af. Goddank! vandaag machinaal werk! Anders houdt ze niets van machinalen arbeid, maar vandaag zegent ze t. Ze kan niet denken vandaag, het is haar rein onmogelijk. Er schreint iets van binnen in haar, het schreit daarbinnen, ach, ze zou op eens kunnen huilen, heel erg, ze kan 't bijna niet meer inhouden.
Ze is heelemaal in 't zwart, ze ziet er zoo treurig uit; haar anders zoo vroolijk gezichtje vertoont een smartelijken trek. Ze is zoo vreeselijk bedroefd!
Niemand weet 't, hoe groot dat verdriet is. De anderen hebben elkaar verteld, dat ze een goede kennis verloren had, dat hij vandaag begraven werd. ‘Een goede kennis’, het klinkt zoo gewoon.... als het nu nog familie was!...
Eergisteren, zeiden ze, had ze zóó geschreid, dat de chef haar naar huis had laten gaan... Op kantoor, en dan gehuild!
Ja, ze was eergisteren op een oogenblik uitgebarsten van het huilen.... dat komt, een vriendin wou haar troosten.... had ze haar maar laten zitten en aan haar lot overgelaten en er maar niet over gesproken.... toen kon ze 't niet meer uithouden.
‘Als 't nu nog familie was!’
Niemand wist, dat degene, die vandaag naar zijn laatste rustplaats werd gebracht, haar meer waard was, dan haar geheele familie te samen. - Niemand wist, dat haar heden het dierbaarste werd ontnomen, wat voor haar bestond.
Niemand wist, dat er als 't ware een stuk van haar zelf werd weggerukt. - Niemand wist, hoe wèinig ze nu nog aan 't leven hechtte....
Alleen zij wist 't, alleen zij hield 't verborgen binnen in.
Vergeten zal ze 't nooit dien Zondagochtend, toen ze haar zieke wilde opzoeken en opeens de zuster haar het treurige nieuws mededeelde, dat hij dien nacht was overleden... Hij had zoo vreeselijk geleden en zat als 't ware den geheelen dag en nacht den dood af te wachten.... En zij kon niet bij hem zijn.... zij had hem toen gezien, hij lag daar zoo rustig en kalm, eindelijk verlost uit zijn vreeselijk lijden.
Daarna ging ze huiswaarts, gebroken van hart en ziel - en, kwam allerlei kennissen tegen, waarmee ze weer gewoon moest praten, want zij stelden geen belang in den doode, dien ze niet kenden. Ze moest weêr over onverschillige dingen praten, totdat ze eindelijk in haar bed lag en 't begon uit te snikken over haar verdriet.
En nu vandaag op kantoor.... van tijd tot tijd houdt ze op, daarna tikt ze weêr machinaal al die bedragen. Daar vergist ze zich, gelukkig kan ze 't nog redresseeren, ze heeft 't bijtijds gemerkt. Ze kijkt op haar horloge. 5 minuten vóór 11.... om 12 uur gaat de stoet naar het kerkhof, haar geliefde doode wordt weggebracht.... Ach, God, kon zij daar maar bij zijn, kon ze zich maar tooveren naar die plaats, maar neen, ze moet doen, alsof er niets gebeurd is, ze moet flink zijn en niets laten merken, maar ze kan niet flink zijn, ze is maar zoo'n gewone vrouw...
Ach; was ze maar dood!...
Een ander kijkt haar aan, ontwaart tranen in haar oogen, zegt niets, hij is een gevoelig mensch; hij heeft haar van ochtend al toegesproken en gezegd, dat 't werken haar wel afleiding zou bezorgen.
Ze tikt voort, altijd maar voort.... voilà la vie!...