dien men wenschte met een soort griffel was geschreven. De schooljeugd leerde ook op wastafeltjes, die het best kunnen worden vergeleken met eene toeslaande lei van den tegenwoordigen tijd. Wie een brief moest schrijven nam eenige van die plankjes, bond die bijeen, verzegelde ze en liet ze door een vertrouwd persoon bezorgen. Enkele van die tabellas bestaan nog, en eenige jaren geleden is een wastafeltje gevonden in een mijn in Zevenbergen, waarop nog de aanteekeningen van den meesterknecht der Romeinsche mijnwerkers te onderscheiden was.
Papier in den gewonen zin van het woord was nog volslagen onbekend; geen wonder dat alleen de belangrijkste zaken van kerk en staat werden opgeteekend. Van daar ook dat de muren van de tempels, zooals in Assyrië o.a., door steenhouwers zijn ingegrift met letterteekens. Namen van regeeringspersonen werden gebeiteld of gehouwen in marmer, en het kostte heel wat moeite om aan het nageslacht oorkonden na te laten.
In Egypte groeide een waterplant, bublas of papyrus genoemd. Uit den wortel werden houten voorwerpen gemaakt, maar jaarlijks kwam aan elke plant een breede stengel van 3 el hoogte. Van de vezels dier plant werden touw, kleeren, lampenpitten en meer vervaardigd. Eeuwen vóór Christus was die plant reeds in bewerking bij de Egyptenaren, die de vezels van den stengel naast elkaar legden, die met Nijlwater nat hielden en een tweede rij daarover plakten; waren die stukken nu in de zon gedroogd dan werden ze effen gemaakt met een schelp of iets dergelijks, en verkreeg men een vel Egyptisch papier. De handel in Papyrus was voor Egypte zeer winstgevend, Athene kocht er veel van, ook Rome in later tijd. Natuurlijk was en bleef de vooraad te gering; bovendien waren de velletjes duur doordat ze maar aan eenen kant konden worden beschreven. In het jaar 50 vóór Christus slaagde men er in het gehalte te verbeteren. Ook hadden de Egyptenaren het slag om bladen aan elkaar te plakken tot strooken van 9 of 10 el lengte. Die strooken werden dan met het linkereind gehecht aan een ronden stok en rechts afgerold. Ieder weet hoe de Heilige schrift op zulke rollen geschreven in de Israëlitische kerk wordt voorgelezen. Opgerolde boeken hadden eene groote waarde. Dikwijls gingen schriftrollen in de doodkisten bij de gebalsemde mummies, waardoor in Leiden in het museum eenige dier papyrussen te zien zijn, zoowel als de mummies. Bij de opgraving van een boekenkamer in Herculauum zijn 1700 rollen gevonden. Ze waren door de hitte verkoold als houtskool, maar toch is het gelukt, met een daartoe vervaardigd werktuig, één in normalen, of bijkans normalen staat te brengen.
In Alexandrie was de grootste boekerij, door Alexander de Groote gesticht. Nu wilde koning Attalus van Pergamus ook een bibliotheek stichten, maar uit jalouzie der Egyptenaren werd nu de uitvoer van papyrus naar Pergamus verboden. Dit had ten gevolge dat in het land van veel vee, een proef werd genomen met het schrijven op kalfsleer; zoo ontstond het perkament (naar Pergamus) waar de wetenschap zeer mede gebaat is geworden.
Niet alle papyrus was bestand tegen den tijd, maar wat geschreven werd op perkament was voor de vergetelheid bewaard.
De papyrus bleef nog in gebruik tot aan de 11e eeuw. In de 3e en 4e eeuw na Christus hebben nonnen daarop de evangelieën afgeschreven, een reuzenwerk natuurlijk.
Later kwam het goedkoopere papier uit katoen en lompen vervaardigd en sedert stond de wetenschap ook op dat gebied niet stil.
B. DE GRAAF VAN CAPPELLE.