woonpaleizen à la ‘Rheingold’ en ‘Fürstenhof’.
Rheingold is een inrichting waar ieder nu heenstroomt, die ieder gezien, waar ieder gedineerd of gesoupeerd moet hebben. Een inrichting die in- en uitgangen heeft in het drukste van de Potsdamerstrasse en Bellevuestrasse, tien ruime, hooge zalen telt, en die 4000 menschen kan herbergen. Vierduizend menschen, die ook wèrkelijk elken dag daar in- en uitgaan!... De Berlijner, klaar met zijn zaken ‘Witz’, noemde deze eet-fabriek aldra Fress-Wertheim, of het eet- warenhaus à la Wertheim.
En deze Witz is goed gevonden.
Op de éérste Zondagavonden na zijn inwijding moet het bijkans levensgevaarlijk geweest zijn hier te vertoeven. En nu-nog gebeurt het menigmaal, dat, à l'instar van Kempinski, bordjes aan de ingangen prijken met de mededeeling dat de ruimten door de vierduizend zijn ingenomen, en dat er tijdelijk gestopt moet worden.
Na een uur krijgen dan de geduldige wachters, bij een honderdtal tegelijk, toegang tot het sprookjes-eethuis.
Zooals in den beginne bij Wertheim, werden ook hier plattegrond-kaartjes aangeboden, waardoor men zich eenigszins orienteeren kan - ofschoon de volte er een rustig zoeken en kijken ònmogelijk maakte. Zoo loopt men dan gedeeltelijk met den stroom méé, zwenkt dan eens met opzet links of rechts àf, een monumentale trap op, om hierboven op nieuw in zalen zich verplaatst te zien, waar 't glanst van goud en flikkert van licht.
Al voort zich bewegende, bewondert men de marmeren corridors, de met brons beslagen statige deuren, de duizenden electrische gloeilichtjes, de groote foyers-vestiaires, de mollige smyrna loopers en verspreid liggende Perzische tapijten, de standbeelden, de muurschilderingen. Boven, op een balkon of gaanderij, dirigeert een kapelmeester een orchest van een veertig man... om ook, wat 't lawaai betreft, hiermede het record te slaan...
Men ziet en men kijkt, tot men suf wordt van al dat rumoer en al die weelde en pracht. Trap àf, trap òp hebben wij geloopen, schelpenzaal, mahoniezaal, ebbenhoutzaal, koepelzaal, een zaal met glazen wanden, keizerzaal - men ging langs marmeren wanden, men liep over Perzische tapijten, langs weeke, leêre fauteuils en gemakkelijke banken. Overal zaten menschen, etende en drinkende menschen, stonden koelemmers Voor champagne, risten Rijnwijnflesschen, schotels met dampende gerechten...
Op gebied van restauratie is Rheingold een wereldwonder, dunkt mij, en niemand die naar Berlijn reist, mag het verzuimen dit wonder van een eet-fabriek, deze Fress-Wertheim-inrichting, te bezichtigen.
En, zooals een ieder die het bezocht, zal ook hij versteld staan van die ongekende en zelden aanschouwde pracht in een Restauratiegebouw.
De Stille week ligt achter ons. Een Stille week in een groote stad! Kan een millioenenstad überhaupt wel ‘stil’ zijn? Voor één dag? Eéne week? 't Lijkt een contradictie. Neen, Berlijn kàn niet stil zijn, en de Stille week ging slechts in naam als zoodanig voorbij.
Op Goeden Vrijdag alleen vertoonde de physionomie van de stad zoo-iets van rust. In alle kerken wordt er dienst gehouden, terwijl alle theater- en concertzalen - in zoover zij geen gewijde muziekuitvoeringen geven - gesloten blijven. Nergens is er, op dien avond, sprake van wereldsch vermaak.
Maar het publiek, dat niet ter kerke zich spoedt, brengt den dag buiten door. Bij zulk zonnig, mild lenteweer ging het bij stroomen van duizenden héen naar alle richtingen waar bosschen en meeren en koffiehuizen te vinden zijn. Bepakt en beladen met klapmanden en karabiesen, vaders, moeders, met een half dozijntal van kinderen vergezeld, alles trok per electrische tram of stadtbahn, uit Berlijn's straten. Voor tien, hoogstens voor twintig penningen, laten zij zich naar uren afstanden brengen, buiten het hartje van de stad, om aldaar de weelde van zonneschijn en boschwandeling te genieten - de reusachtige verkeersmiddelen van Berlijn zijn een waren zegen voor de bevolking van de stad! Op vrije dagen, wanneer het weêr naar buiten lokt, wanneer de kinderen geen schooldwang hebben, dan ontvangt hen God's natuur, en hebben die, anders in rumoerige zalen of stoffig-vunzige bureaux werkende mannen en vrouwen, de héérlijkste gelegenheid de longen met frissche lucht te vullen en voor enkele uren verjongde levenslust op te doen.
Van een stille week is er anders weinig te speuren.
Vooral dit jaar, waar Paaschen gelijk viel met de polizeilich bestemde verhuisdagen, waar tevens met Paaschen overal, in elk huishouden, wordt geboend, gepoetst en ge-