Welk verband nu daarin ligt met den jongen en schoonen Dubois, zullen velen niet begrijpen, en daarom willen we dit aantoonen, en meteen wat geschiedenis oprakelen.
De geheele expeditie, - de bezetting van Syrië door een Fransch leger van Juni 1860 - Juli 1861, - had niet veel te beduiden, maar al wat Syrië was deed in die dagen opgeld, en zoo kwam het dan ook, dat meer dan ooit het ‘partant pour la Syrië’ het geliefkoosde zangstuk was van onze zusters en nichten en hare vriendinnen, en dat ‘le jeune et beau Dunois’ de harten stal der jonge meisjes.
Vroeger - we willen onze domheid graag bekennen - meenden we dat Dunois eigenlijk Danois moest zijn, en zagen we in hem een Deen, terwijl hij een echte Franschman was, zij het dan ook met bastaard-bloed in de aderen.
Zelfs scheppen we ons een aureool van ridderlijkheid en dapperheid, en daar die beide saamgehuwde eigenschappen meerendeels slechts gelden voor onze luisterrijke middeleeuwen, moeten we een heelen stap terug doen, om den eigenlijken Dunois terug te vinden, daar in dien waan gepersonifieerd is geworden de held der riddertijden.
De legendarische ‘jeune et beau Dunois’ uit de romance is zeer zeker de onechte zoon van Lodewijk van Orleans, verwekt bij de echtgenoote van den Ridder Albret de Cany, Mariette d'Enghien geboren. Het meest is hij bekend onder den naam van Jean, bastaard van Orleans.
Misschien wel om boeten te doen voor zijne overspelige ouders, was hij voorbestemd om opgeleid te worden in den geestelijken stand, maar men kwam daarvan terug, en hij trad in dienst bij den Dauphin, die hem met aanzienlijke goederen begiftigde.
De eigenschappen van een krijgsman bleek hij volop te bezitten, en toen ook de Koning zelf hem zijn gunst betoonde, maakte hij zich die waardig door het ontzet van Montargis in 1427, met een kleine bende, waar de Engelschen het belegerden met een groote macht.
Voornamelijk trad Jean op den voorgrond in het beleg van de stad Orleans door de Engelschen geslagen. Hij begaf zich toen in die stad, en hielp haar verdedigen, wat hij met mannenmoed volbracht, en zoolang standhield tot dat de Maagd van Orleans hem ter hulpe snelde.
Sedert dien tijd werd Jean in één adem met de fiere ‘maagd’ genoemd, en kwam een deel van hare lauweren ook op zijn hoofd neer.
Zijn roem klom nu al meer en meer, en de eene overwinning volgde op de andere, en dientengevolge ontving hij als bewijs van waardeering het Graafschap Dunois, waardoor hij een familienaam ontving, welke tot in onze eeuw zou doorleven.
Steeds doorstrijdende tegen de Engelschen, versloeg hij ze dan hier en dan daar, zoodat hij den machtigen vijand van Frankrijk veel afbreuk deed.
Een tweede Graafschap, dat van Longueville werd hem thans geschonken, zoodat zijn naam van nu voortaan een breed aanzien kreeg: Jean, bastaard van Orleans, graaf van Dunois en Longueville.
Als Gouverneur van Genua moest hij echter ondervinden, dat de liefde niet steeds bestendig van duur is, en dat het in ongenade vallen bij vorsten en hooge personen, gelijk staat met de wisselingen van het weder.
Lodewijk XI, ijverzuchtig geworden op zijn bastaard en gunsteling, ontnam hem plotseling al zijn waardigheden, waardoor hij zich de haat van den ridderlijken Dunois op den hals haalde, die dan ook 's konings tegenstander werd, en zich aan het hoofd stelde van het verbond: ‘Pour le bien public’. De listige Lodewijk, die groot was voor Frankrijk, en klein voor zichzelf als mensch, wist dat verbond uiteen te doen spatten, en maakte vrede met ieder der verbondenen. Dit geschiedde in 1465; in 1468 overleed Jean Dunois, welke naam toenam in eer en aanzien, want Jean's nakomelingen werden zelfs door Lodewijk XIV tot Prinsen van den bloede verheven.
Nu moeten we gaan combineeren om den mooien Dunois naar Syrië over te planten.
Vertellen we daarom eerst, dat er in Syrië, het oude Aram uit den Bijbel, eene versterkte stad ligt Saint Jean d'Acre geheeten, eerder Ptolemaïs, welke in den kruistochtentijd, zoowel door Filips Augustus, zoon van den Franschen koning Lodewijk VII, als door Richard Leeuwenhart, koning van Engeland werd belegerd en ingenomen in 't laatst der 12de eeuw.
Deze Richard, als bond- en tochtgenoot van den Franschen koning naar Syrië, werd de held van de opera van Gretry (1784) waarin het fameuse air: O Richard! o mon roi! l'univers t'abandonne voorkomt, en hoewel nu de namen niet op elkaâr lijken, kan men er zich in denken dat Richard Leeuwenhart als Engelschman het van lieverlede afleggen moest tegenover den Franschen Dunois.
Nu beweert men, dat de koningin van Hol-