Herinneringen aan Torquato Tasso. Vrij naar het Duitsch.
Het hof der Hertogen van Este te Ferrara, hetwelk reeds in de 15de eeuw het brandpunt der Renaissance vormde, zijn glans over geheel Italie verspreidende, kweekte den geestelijken bloei van dien tijd niet slechts aan maar hield hem ook staande tot aan het einde der 16de eeuw, terwijl hij in alle andere landen van het schiereiland reeds lang kwijnende en gestorven was.
Hier waar Lodovica Ariosto zijn ‘razenden Roland’ gedicht had, vond ook Torquato Tasso, de dichter van het ‘bevrijde Jerusalem’ een gastvrije ontvangst.
Ongelukkig voor hem, was echter Tasso, zelfs daar, waar het het praktische verstand, en wereldwijsheid gold.... een dichter.
Tasso werd in het jaar 1554 te Sorento, elf jaren na den dood van Ariosto geboren.
Door zijn vader Bernardo Tasso, die als dichter en staatsman hoog in aanzien stond, werd Torquato's opvoeding aan het Jesuitencollege te Napels toevertrouwd. Reeds op zijn achtste jaar moet de levendige knaap verzen gemaakt en redevoeringen gehouden hebben. Heel spoedig moest zijn vader, wien het lot van zijnen vorst uit het Napelsche gebied verdreef, hem aan een bloedverwant in Rome toevertrouwen.
Van Rome weer naar Bergamo gestuurd, kwam hij eindelijk op zijn dertiende jaar aan de Universiteit te Padua waar hij tegelijkertijd Theologie, Philosophie en Rechtswetenschap begon te studeeren en wel met zulk een vlijt, dat hem reeds na vier jaren door alle drie de faculteiten, volgens het gebruik van dien tijd, een lauwerkrans werd uitgereikt en hij promoveerde. Zijne gedichten hadden hem reeds grooten roem doen verwerven, maar in Bologna hadden ze hem een vervolging op den hals gehaald, omdat men hem verdacht de schrijver van eenige ergernis verwekkende spot-sonnetten te zijn. Gerechtsdienaren drongen zijn kamer binnen en doorzochten zijn papieren.
Verontwaardigd over deze behandeling, keerde Tasso naar Padua terug, zonder acht te slaan op het verzoek van den pauselijken afgezant, die hem uitgenoodigd had naar Bologna te komen. Hij was nog geen negentien jaar toen hij met zijn ‘Rinaldo’, een episch gedicht in twaalf zangen, als navolger van Ariosto voor den dag kwam.
Dit gedicht had hij den kardinaal Hyppolyt van Este, een broer van Alfonsos II, hertog van Ferrara, opgedragen. De kardinaal en de vorst beriepen daarop den dichter in wien zij een tweeden Ariosto zich ontwikkelen en rijpen zagen, aan hun hof. Tasso volgde deze uitnoodiging en ontving in het vorstelijke paleis alles wat maar eenigszins tot veraangenaming van het leven bij kan dragen, zonder dat hem buitengewone plichtten opgelegd werden.
In Ferrara ontwierp hij het plan voor zijn grootere gedicht: ‘het bevrijde Jerusalem’ en begaf zich spoedig aan de uitvoering daarvan. Zijn voorspoed aan het hof scheen zich meer en meer te bevestigen. De zuster van den hertog, prinses Leonore, de hertog zelf en de kardinaal wedijverden met elkaar in vriendschapsbewijzen voor den dichter.
Maar bij de hovelingen was het anders. Zij benijdden hem als den verwenden gunsteling van Fortuna; zij spotten over zijne sentimentaliteit, lachten over zijne dichterlijke vervoering, en vonden het een pralende aanmatiging dat Tasso te beweren waagde, dat hij meer te volbrengen hoopte dan Ariosto. Voor zijne ziekelijkheid en zijne zwaarmoedigheid had men niet de minste toegevendheid. Door al deze omstandigheden, die hem verbitterden, werd de rampzalige omkeer in zijn lot voorbereid. In zijne zwaarmoedigheid meende hij zich overal van benijders en vijanden omgeven en in elken man aan het hof een verrader te zien. Zoo moet hij eens tegen eenen aan het hof verbonden edelman, dien hij wantrouwde, en waarmee hij in den vorstelijken voorzaal wachten moest, in een ondoordacht oogenblik den degen getrokken hebben, eene episode, die ook Göthe in zijn drama ‘Torquato Tasso’ opgenomen heeft.
De hertog, die den dichter welwillend verontschuldigde, was echter van oordeel, dat dit in het oog loopend gemis aan eerbied, dien men het hof verschuldigd was, wanneer ook op gematigde wijze, toch bestraft moest worden en veroordeelde Tasso tot kamerarrest.
In de opgewonden fantasie des dichters veranderde echter zijn kamer in een onteerende gevangenis; hij vond zich onverantwoordelijk gekrenkt en gesmaad, in zijn eigenwaarde miskend en mishandeld. Ten