De Hollandsche Lelie. Jaargang 20(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Stemming. In 't harte is een tempel, Waar steeds muziek door ruischt, Een lied vol melodieën, Dat luid - geluidloos suist. Nu klinkt 't hard, dan zachter, Met wonderbaar geluid. Het murmelt schoon, en lieflijk, Hoog boven alles uit. In die gewijde ruimte, Bruist duizendvoud van klank Soms juichend blij een jubelmarsch, Eèn van triomf en dank. Die blijde, zaalge tonen, Ach! duren nimmer lang. Meest trilt er teer, verlangend, Een stillen weemoedsgang. Of als de witte wanden, Eens smetteloos en rein, Door boosheid, slechte daden, Besmet, bezoedeld zijn. Dan stormt 't smartakkoorden, Van boete en berouw, Tot reiniging en zuivring, Van 't heilig zielsgebouw. O, dat de laatste klanken, Vol vreugde zijn en blij, Opdat mijn zwanenzang straks Een psalm van vrede zij. Vorige Volgende