‘Gestraft.’ Uit het Kinderleven, door Stella Mare. Naar eene teekening van Steinlen.
Op de groote grasheuvel achter het huis, zit kleine Annie met Meta, haar grootste poppenkind.
Als belooning omdat Meta zich van morgen zoo zoet liet aankleeden, vertelt moedertje Annie nu het sprookje van Roodkapje en den boozen wolf in aardige, eigen gevonden woordjes.
Telkens, onder het vertellen door, kijkt zij haren lieveling aan met een blik van teederheid, en terwijl zij Meta af en toe een zoen op het rose geverfd poppengezicht geeft, vraagt ze dan:
‘Luister je wel goed, mijn liefje?’
‘Vindt je dat nu niet een prachtig verhaal?’
Of ze zegt: ‘Wat lief he, om dat kindje voor haren verjaardag zoo'n mooi rood kapertje, en zoo'n mooi rood jurkje te geven?...
Als Meta jarig is krijgt ze ook een rood hoedje, als ze zoet is, hoor schat!’
Of ze zegt: ‘Stoute Roodkapje toch,’ om niet dadelijk de lekkere wafeltjes naar de zieke grootmoeder te brengen, maar eerst bloempjes te plukken, en kapelletjes na te loopen!’
Zoo pratend, vertelt Annie voort, rijend het eene zinnetje aan het andere, totdat ze aan het einde van het sprookje is gekomen, en als vermaning tot pop zegt:
‘Dat was nu de straf voor Roodkapje's ondeugendheid.
Als een mensch stout is volgt altijd de straf, bij Meta ook, en bij moeder Annie ook!
Maar Meta is zoet, daarom mag ze morgen meê op theevisite, en dan krijgt ze thee uit een mooi kopje met een rood met groen bloemenslingertje aan den rand.
O, maar als Meta op visite gaat moet ze ook heel netjes zijn. Wacht, lievertje, nu zal moeder Annie je haar eens invlechten dan golft het morgen, zoo prachtig.’
Uit haar donker krulhaar trekt Annie den sluitkam, en ze begint nu pop's stijl-vlas-haar voorzichtig te ontwarren.
Maar Annie's eigen haar, nu niet langer meer door den kam samen gehouden, valt nu telkens in dikke krullen over haar lief blozend gevuld kindergezichtje, zoodat zij elk oogenblik met korte vlugge beweginkjes het haar uit haar gezichtje moet duwen.
Liefkozend strijkt zij langs pop's stroogeel haar, en ze begint er nu vlechtjes in te zetten, het eene na het andere.
't Is een koddig gezicht, pop Meta met hare rose was-wangen, en hare verschrikte bruine poppen-oogen, en die vijf stakerige vlechten die naar alle kanten uitstaan en van verre gezien wel vijf gele pieken lijken.
En nu Annie met pop's haarvlechterij klaar is, en Meta eens goed aankijkt, schatert zij het eerst uit van de pret, omdat Meta er toch zoo gek uitziet, en ze roept Minet die juist over de heining springt, om eens naar pop te kijken.
Minet, die klein vrouwtje goed kent, komt gauw op hare witte voetjes aangeloopen, en zet zich bij het kind en de pop in 't gras.
Op eens klapt Annie in de handen van pret, en zegt tegen poes, die als eene groote grijs-witte kluwe in elkander gerold ligt: ‘Nu weet ik iets heel leuks Minet, ik zal jou al Meta's kleeren aantrekken, en dan mag jij inplaats Meta op visite.
Zacht neuriënd begint ze nu pop uit te kleeden, en ze lacht ondertusschen om Minet, die er straks zoo grappig zal uitzien.
Pop is uitgekleed.
De kleertjes liggen op Annie's schoot, en terwijl ze Minet aanhoudend aait en tegen