blijfsel van de Turksche overheersching.... meer slavin dan levensgezellin, bekrompen, geheel onvrij in doen en laten, plomp, zonder eenige elegance, levende om haar man te dienen, of liever gezegd, om zijn dienstmaagd te zijn... en de andere... een imitatie van Parijsche chic, elegant, geestig, zin voor opschik, dol op dure toiletten en mooie hoeden... levende om te schitteren, te stralen, veroveringen te maken (ik spreek hier van de getrouwde vrouw) en.... zoo weinig mogelijk kinderen te krijgen.
Zoek jaren lang, maar een echte huishoudelijke vrouw, opgaande in haar huisgezin vind je niet.
Wel is er in Griekenland een middenstand, zeker, maar daar ook zijn de vrouwen coquet, opschikkerig en genotzuchtig.
Uwe Grieksche zusteren hier, leiden een heel ander leven, dan de vrouwen van de meer noordelijke landen.
Heeft bij ons een meisje veel vrijheid, en amuseert zij zich hoofdzakelijk vóór haar huwelijk, hier is het juist het tegenovergestelde. Vóór zij trouwt, gaat een meisje nooit alleen op straat, zelfs niet om inkoopen te doen, en is er altijd een broer, neef of moeder... in de hoogere kringen een Fransche of Engelsche gouvernante die haar begeleiden. Naar het tennisveld gaat zij onder dezelfde geleide... andere sporten worden niet beoefend.
Zoo heeft een meisje hier een gedwongen leven en ziet zij meer dan in eenig ander land een huwelijk verlangend tegemoet. Eenmaal getrouwd, haalt zij de schade naar hartelust in, zelfs onder de oogen van een jaloerschen man. Slim is zij daarbij uitermate, zij weet voor de oogen der wereld ‘femme honnête’ te blijven en.... dat is den Griek voldoende.
Onder den boerenstand is dit niet het geval, aangezien de godsdienst daar een groote invloed heeft, en aan de zeven geboden streng de hand wordt gehouden.
Openlijk coquetteeren, of op straat een bewonderend glimlachje beantwoorden, doet de Grieksche vrouw zelden. Het verwondert elken vreemdeling, hoe zedig de vrouwen, die toch van zuidelijk bloed zijn, op straat vòòr zich zien. Maar o wee, op bals,... in salons... of garden parties... daar wordt druk geflirt.
Aangezien in Griekenland gèèn - wat men noemt - ‘degelijke’ vrouwen zijn, spreken zij... net als bij ons... graag kwaad van hare ‘vriendinnen’ of kennissen.
Onder het ‘elle fait la cour avec Monsieur X’ wordt heel veel verstaan, wanneer dit op een getrouwde vrouw doelt, en zoo'n gezegde kan men vèr uitmeten. Spreekt men echter van een meisje, dan bestaat dit hofmaken alleen, uit elkaar van verre eens aanzien, een kort gesprek in bijzijn van Mama, een veelbeteekenend handdrukje... of een kort briefje. Dit geldt zoowel het arbeidstertje als voor de ministersdochter.
Het minste vlekje op hare onbesprokenheid maakt een meisje onhuwbaar, en een verbroken verloving is een groote hinderpaal voor een huwelijk, ondanks de ‘prika’ (bruidschat). Daarom wordt een meisje zoo spoedig mogelijk reeds in den echt verbonden, dikwijls reeds op vijftienjarigen leeftijd, en duurt een verloving zelden langer dan 10 tot 30 dagen, àls er een verloving plaats heeft.
Zin voor opschik is bij de Grieksche vrouw zeer sterk ontwikkeld; de modes komen dan ook alle uit Parijs, de groote modistes zijn allen Françaises, of hebben Fransch personeel. De rijkere dames doen ieder jaar een reisje naar Parijs, - meestal in den maand October -, waar zij hare costumes en hoeden aanschaffen. Daar modeartikelen in Griekenland gekocht zeer duur zijn, aangezien alle ingevoerde luxe zwaar belast wordt, komt zoo'n reisje niet zoo veel duurder te staan,... de douane hoeft natuurlijk van gemaakte kleederen als bagage niet voldaan te worden. Men moet werkelijk haren smaak om zich te kleeden ten hoogste roemen. Wat de vrouw hier mist aan schoonheid, weet zij aan te vullen door elegantie en chic. Mooi, schoon, is de Grieksche vrouw niet te noemen, maar lieftallig, elegant en aardig zèker.
Het zuidelijke bloed! Och, ik heb nooit zoozeer kunnen opmerken, dat zuidelijk bloed gauwer overkookt dan het Noordelijke. Wel moet ik helaas tot haar nadeel zeggen, dat niet alle Grieksche vrouwen zèèr zedenvast zijn, maar ik geef hiervan hoofdzakelijk de schuld aan de echtgenooten, die dikwijls nà eenige huwelijksjaren onverschillig voor hunne vrouwen zijn, en hunne genoegens in café's of speelhuizen zoeken.
Onder de ware oud-Grieksche families komt overspel zelden voor. Het is hoofdzakelijk bij de vele uit Konstantinopel en Egypte overgewaaide zeer verbasterde Grieken, dat deze kanker ver is voortgeschreden. Gehuwde vrouwen gaan hier schaamteloos haar weg, terwijl de man moedwillig niets ziet. Maar dit is niet het zuidelijke bloed, misschien