Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Naar aanleiding van een door U, freule Lohman, geuite bewering in uw artikel over ‘Het leege Leven’ (Holl. Lelie No. 40) gebiedt de eerlijkheid mij, als uitgever, te verklaren, dat Mevrouw Kloos mij reeds in het jaar 1904 heeft voorgesteld, een contract met mij aan te gaan voor de uitgave van een serie romans, zooals zij het thans te kennen geeft in haar voorwoord van ‘Het leege Leven.’
Om uitgeversredenen vond ik het minder wenschelijk een dergelijk contract aan te gaan, evenals ik het ook niet wenschelijk heb gevonden, dat dit denkbeeld bekend gemaakt zou worden, vóór de eerste roman was verschenen. Na het succes van ‘Huize ter Aar’ had ik er geen bezwaar meer tegen, dat in het tweede boek der Serie, de bedoeling der schrijfster verduidelijkt worden zou.
De zorgvuldige gedocumenteerdheid van ‘Huize ter Aar’: personen-lijst, plattegrond, enz: heeft sommige resencenten reeds doen begrijpen, dat men hier te maken had met een oorsprongroman van meerdere romans.
Frans Netscher, die ‘Huize ter Aar’ als ‘Boek van de Maand’ behandelde, schrijft in de Holl. Revue van April 1906:
‘Mogelijk dus, dat dit boek de stamroman wordt voor andere romans, die er uit geboren zullen kunnen worden.’
Met deze mededeeling vertrouw ik Uw opvatting in deze kwestie gewijzigd te hebben.
L.J. VEEN.