met veel succes, want de jaargang 1788, - de gemeente-bibliotheek bezit de jaren 1788-1792 (1791 in duplo zonder platen en defect) en 1794 - beleefde blijkens het exemplaar, dat voor mij ligt een 4en druk.
De jaargang 1788 is door den Heer Rogge vrij uitvoerig beschreven. Alleen meen ik te moeten bijvoegen, dat de plaatjes gegraveerd zijn door Sallieth naar teekeningen van la Fargue, en dat uit eenige ‘advertentien naar alle waarschijnlijkheid verlooren uit den zak van zekeren vlugtenden joodschen correspondent der laster-courantiers’, duidelijk blijkt, dat 't almanakje zoo onschuldig niet is als het wel lijkt. Almanak is deze jaargang het allerminst.
Dat ik dit zoo mis niet heb, blijkt uit den jaargang 1790; op bladzijde 135 leest men: ‘By den uitgever dezes is voor de vijfde maal gedrukt: de zoo zeer gezochte H. Pr. en Kon. almanach van het jaar 1788, met plaaten in papiere bandjes f 0:12:0. Deze plaatjes zijn ook apart te bekomen. [O. a. in manier van teekening f 12:0:0’.]
Doch er is meer; na ook den jaargang 1789 geadverteerd te hebben, met en zonder plaatjes, volgt een N.B. van dezen inhoud: ‘De bovenstaande Haagsche, Princelyke en Koninglyke Almanach, zal alle Jaaren Vervolgt worden met Historie-Plaatjes, betrekkelijk op de Jaaren 1780 tot 1787, om het als een Gedenkstuk te bewaren, en een aandenken te doen hebben op die Barbaarsche Tyden, toen Dwinglandy en Muitzucht het Land op den oever van haar verderf gebracht hadden.’
De jaren 1789 en 90 dragen op den titel een gekroonde W., en zijn zonder plaatjes, hoewel de titels het vermelden. Ik denk, dat er exemplaren met en zonder plaatjes, verkrijgbaar waren, want blijkens de bandjes, zijn zij oorspronkelijk zonder plaatjes uitgegeven. Hoewel er bibliotheek- en archiefmarodeurs zijn en blijven, - zooals bibliotheken en archieven bewijzen, - heeft hun schendige hand hier geen schuld.
De jaargang 1791 geeft een zestal portretten, door Roosing te Rotterdam, waarbij dichterlijke bijschriften van J.L.F.v.B. Nogal doorzichtige initialen. Ik lees er J. Le Francq van Berkhey uit. De portretten zijn van Willem V en zijne echtgenoote, van de erfprinses, van den erfprins van Brunswijk - Wolfenbuttel, van den erfprins Willem Frederik, en van den tweeden erfprins.
Een derde van den inhoud wordt in beslag genomen door eene ‘Acuraate beschryving van de Uitmuntende Plechtigheeden en Illustre Vreugdebedryven welke 'er hebben plaats gehad by het hooge Huwelijk van den erfprins van Brunswijk en Frederica Wilhelmina Princesse van Orange Plechtig voltrokken in 's Gravenhage den 14en October 1907.’
Van de jaargangen 1792 en 94 wil ik niets zeggen. Zij zijn beide door den Heer Rogge geanalyseerd. Alleen moet ik opmerken, dat het jaar 1794 geheel andere plaatjes inhoudt, dan zoowel de titel, als de beschrijving van den Heer Rogge aanwijst. Zij zijn blijkbaar ingevoegd, en doen denken aan ‘coffiehuizen’, of winkels, waar galante heeren en niet minder galante dames elkander ontmoeten, de handen kussen en op andere manieren 't hof maken. Soms zou men ook zeggen, dat de buffetjuffrouw 't doelwit is der complimentjes.
De plaatjes zijn van den Rotterdammer Roosing.
Omdat toch de geschiedenis vrij wel hoofdzaak was in den laatstgenoemden almanak, neem ik even den Haagsche Historische almanak voor het jaar 1803 ter hand. J.F. Jacobs de Agé is ook weder uitgever. Op den titel staat: ‘met historische plaatjes, verbeeldende I het vertrek van den Prins te Scheveningen, II De Raad pensionaris van der Spiegel op de Gevangen Poort gebragt, III Het Pourtrait van Prins Frederik en IV Deszelfs kwetsing bij Meenen, alles doormengd met een Historisch Tafereel’, maar in dit Exemplaar ontbreken zij. Behalve de bijschriften bij de platen bevat dit jaarboekje zoowat de gewone almanak-zaken: posten, wisselrekening, beschrijving der rijken in Europa, enz. enz. doch het verdient verder geen aandacht.
Nu vragen de Heeren J. Roos en Zoon boekverkoopers in de Hartestraat het woord om hun Nieuwe Almanach voor het volk van Nederland voor den jaare 1786, en Nieuwe nuttige en vermaaklijke Almanach voor het volk van Nederland voor den jaare 1789, beide met konstplaaten versierd, voor te stellen.
De jaargang 1786 heeft staalplaatjes met berijmde tweeregelige onderschriften; in dezen trant bijvoorbeeld:
‘'k Slyt met plaisier de Wintertyden
Zoo 'k met myn Lief mag Schaatsen ryden.’
Zij doen zoowat denken aan 't genre Watteau. Ik haast mij om er bij te voegen wat de voorstelling betreft.
Die uit 't jaarboekje voor 1789 zijn meeren-