De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit den ouden tijd.
| |
[pagina 643]
| |
Daaronder behoorde de ‘Dichtkundige Almanach,’ uitgegeven door Magerus te Amsterdam. In een Catalogus van de firma Beijers wordt de titel, bij het vermelden van de jaargangen 1771, 1774 en 1776 nader omschreven: Dichtk. Alm. of keur van heldenbrieven, vertelsels, theatrale en andere dichtstukjes. Ik herinnerde mij al dadelijk, dat dit almanakje in een der nommers van Eigen Haard door Dr. Rogge ter sprake was gebracht, vroeg en verkreeg van den welwillenden uitgever, de verschillende nommers, waarin de opstellen waren verschenen, en toen ik ze herlas meende ik niet alleen den vrager in l'Intermédiaire te kunnen antwoorden, maar ook nog een en ander aan 't geschrevene en medegedeelde door Dr. Rogge te moeten toevoegen. Bij nadere lezing toch bleek mij, dat èn het Boekverkoopers Gildeboek, in het Oud archief der gemeente berustende, èn de verschillende Almanakken in de Gemeentebibliotheek voorhanden, mij daartoe in staat stelden. De wensch door den Heer Rogge in het begin van zijn opstel uitgedrukt, ‘dat, wat er van deze boekjes nog overig is, in eene of meer bibliotheken kon worden saamgebracht’, opdat ‘men dan in staat zou zijn over de geheele almanakken-literatuur een oordeel te vellen’, deel ik ten volle. Ik zal mij ten minste beijveren om de Haagsche gaandeweg op te sporen. Magerus, boekhandelaar te Amsterdam en P. Servaas boekhandelaar te 's-Gravenhage hebben zich op 't gebied van die almanakken een zekeren naam verworven. Ik wil dan ook al dadelijk eene quaestie mededeelen, die in den boezem van het Haagsche Boekverkoopersgilde ontstond, maar die, zooals dat zoo dikwijls in den pruikentijd plaats had, met een sisser afliep. Men scheen in die dagen veel van ‘besoigneeren’ en ‘confereeren’ te houden, om ten slotte de zaak te laten zooals zij was. Hoofdpersonen waren Magerus en Servaas. In dien ‘goeden ouden tijd’ verzocht men nog privilegie om een boek te mogen drukken, en daar de gilden nog in hun volle kracht waren, werd het verzoek tot 't bekomen van privilegie ter kennisse gebracht van belanghebbenden. Zoo geschiedde ook in het jaar 1770. Martinus Magerus, boekverkooper te Amsterdam, had een privilegie gedurende vijftien jaar gevraagd om te mogen drukken en uitgeven een ‘Almanac des Héroïdes, Contes, Fables, Théatres, Pièces de Poësie etc. avec de très belles figures.’ De oppositie bleef niet uit. Het Boekverkoopersgilde tenminste, legde twee ‘Reflexien’ dienaangaande over ‘aan zijn Hoog Edelheid, den Heere Baron van Wassenaar Heere van beide de Catwyken, etc. etc.’, bij een schrijven van 10 Juli 1770. Beide ‘reflexien’ laat ik in extenso volgen, omdat zij beide eenigermate een blik doen slaan in de geschiedenis van het Almanakwezen. H. Constapel schrijft: ‘Ik ondergeteekende Boekverkooper in sHage hebbe tegens de versogte Privilegie niets, dan alleen dat zoo de Heer Magerus door Almanach des Theatres bedoelt, die Almanakken die over de Spectacles buyten slands reeds gedrukt syn en nog gecontinueert worden, ik ondergeteekende voornemens ben een soortgelyk Almanak te drukken (hetwelk aan alle Boekverkoopers vry staat), mits nog tans dat ik int geheel de Heer Magerus zijn Almanakken niet zal naar volgen, maar indien de Heer Magerus ten dien opzigte een exclusive Privilegie daar omtrent bedoelt, ik alsdan in oppositie kom.’ Welke almanakken, die over het buitenlandsch tooneel handelen, hier bedoeld worden weet ik niet. Ik heb er geen spoor van kunnen ontdekken, evenmin als van den Almanach des Héroïdes etc. Wellicht behoort hij tot de soort, die de Heer Rogge liefst ‘gesloten’ liet, als.... strijdende (?) tegen de zeden. In elk geval verdient het feit vermeld te worden. Het protest van P. Servaas, die ons eveneens reeds voorgesteld is als uitgever van de ‘Nieuwe Prinselijke Haagse Almanak’ was een beetje krachtiger. Zijne ‘reflexie’ was van den volgenden inhoud: ‘U Ed (Deken en Hoofdlieden van het Gilde) zyn bewust dat ik verschyde Fransche Almanakken drukke onder differente benaming die alle op deselve voet geschoeyt zyn als de Heer Magerus zyn versoek is, dus andere en ik zoude gestremt worden in ons broodwinnen en door zyn versoek gestadig kaptie zoude kunnen maken door zyn Privilegie, dat zyn Ed had; myn verzoek is Heere, dat U Ed. daar op U Ed. attentie blief te late valle.’ Wat er tusschen 10 Juli en 22 September | |
[pagina 644]
| |
in deze zaak is geschied, vermeldt het geschiedboek niet. Op dien laatsten datum echter, het was op een Zaterdag, werd er ‘comparitie gehouden aan het huys van den Deeken P. Gosse Jr.’ - een overbekende naam uit den patriottentijd, - waar ontboden waren de gildebroeders Constapel en Servaas, ‘om met hun te spreeken over de oppositie door hun tegen de versogte preveligie (sic) van de Hr Magerus gedaan, en bevonde, dat hunne oppositie niet wel gefundeert syn, en dus beslote, dat de versogte prevelegie niet daarom konde tege gehouden worden. Mr Servaas had geen lust, syne oppositie verders te pousseeren, en Mr Constapel soude direct selfs aan de Hr Magerus schryven.’ Men zou nu allicht denken, dat de zaak hiermede geëindigd was. Niet alzoo geschiedde. De voorzichtigheid is de moeder der porseleinkast, en daarom werd op 1 October ‘vermits de Heer Magerus de versogte preveligie wegens de gemelde Almanac des Heroides etc. voortset..... om van alle namaanninge bevrijdt te syn goedgevonden, deese navolgende brief aan Mr Servaas te laten toekomen.’ De inhoud van den brief komt daarop neer, dat de ‘gildemeesteren’ aan collega Servaas de vrijheid geven te blijven protesteeren, mits hij wete, dat de onkosten daarop gevallen voor zijne rekening waren. Dat schrijven had doel getroffen. Toen, misschien nog meer dan nu, was procedeeren een kostbare zaak, en Mr. Servaas haastte zich om 't volgende huiselijke episteltje te zenden: ‘UEd zyt wyser dan ick terwyl UEd weet het begrip wat d' Heer Magerus versoek en ik geen mensch zoek te benadeelen in zyn broodwinnen, maar dat ik mag blijve jouisseeren van myne almanakken die ik op die trant gewoon ben om te drukken, en zoo als gesegt was ten deele; verders opposere ik ik myn gants niet tegen; laat hy privilegie krygen; ik wens hem goed succes.’ 't Was dus hier als met zooveel uit de 18e eeuw, de storm in een glas water. Drie maanden lang had hij gewoed, en nog geen druppel was over den rand gegaan. Zoowel de Heer Magerus, als de Heer Servaas bleven hunne almanakken drukken. Dit was een les voor het vervolg, want toen zes jaar later 8 Mei 1776 wederom een Amsterdamsch Boekverkooper, Johannes Schuuring ‘continuatie van Privilegie voor den Calendrier Historique, Historische en Astronomische almanac, en Almanac de Poche aan haar Ed.G. Mo: de Staten van Holland’ verzocht, en de gildeknecht bij de gildebroeders met dit verzoek rond ging, kon bij zijne terugkomst genotuleerd worden: ‘waartegen niemant is opgekomen.’ Ook van deze Almanakken kan ik niet veel meer mededeelen, dan de enkele titels. Onder de jaarboekjes en almanakken van de Maatsch. van Letterk. te Leiden, vond ik enkel een ‘Nieuwe Nederlandsche historische en astronomische almanak, voor het jaar 1734. Deze was te 's-Gravenhage uitgegeven. Als dat drietje geen achtje moet zijn, - en wie zou aan de nauwkeurigheid van den Heer Petit twijfelen, dan doet zich het verschijnsel voor dat het nieuwe een veertig jaar het oude voorafgaat. Waarlijk er is niets nieuws onder de zon! Ik kan met stilzwijgen voorbijgaan een verzoek om privilegie, in dato 23 Oct. 1776, door Johannes Schreuder boekverkooper te Amsterdam, ‘met seclusie van alle andere voor den Almanac de Francs-macons, dewelke jaarlyks sedert 20 jaren reeds gedrukt heeft. en beducht synde door andere mogt worden gedrukt het sy op een andere tytel of schikkingen etc.’, vooral daar, zooals staat aangeteekend: ‘hier tegen niemant is opgekomen.’ Van meer gewicht is hetgeen op 15 December 1777 in het gildeboek is genotuleerd. ‘Op ordre van de Ed. Achtbare Magistraat door de gildeknegt verboden en opgehaalt De nuttige Staatsalmanak voor het jaar 1778, vervattende een beknopt denkbeeld der voornaamste Staaten van Europa met een afgezette landkaartje in fraaye kopere platen versierd, te Amsterdam bij T. en J.A. Crayenschot Boekverkopers op de Hoek van de HeereGragt en Heysteeg en in de Kalverstraat 1778.’ De Heer Rogge noemt de nuttelijke en aangename Staats-Almanak voor het jaar 1773, door denzelfden boekverkooper uitgegeven. Dit is blijkbaar een voorlooper van dien welke verboden werd. In de Gemeente-Bibliotheek is niet de verboden jaargang, maar enkel het jaar 1781 voorhanden. Deze heeft een gekleurd titelplaatje, waaronder Almanach d'Etat. Staatsalmanach 1781. Chez Th. & J.A. Crajenschot Lebraires. De plaatjes, geheel buiten verband van den tekst waartusschen zij gevoegd zijn, hebben ook fransche en hollandsche onderschriften, waarvan ik als proeve, tevens om den geest te | |
[pagina 645]
| |
doen kennen, er één noem: La declaration de la Grossesse. De ontdekte Zwangerheid. In dezen jaargang wordt Polen behandeld, waarbij een kaartje van dat rijk. Daarna volgt de Uytlegging der Prentverbeeldingen die duidelijk wijzen op een beperkt gevoel van kieschheid, terwijl eenige fraaye liedjes het geheel besluiten. Veel ‘lezen’ is er dus niet in. Naast dezen jaargang bezit de Gem. Bibl. den jaargang 1778, doch in het fransch. Blijkbaar kwamen van dezen almanak twee edities tegelijk uit, een fransche en een hollandsche. Ook voor dezen jaargang staat een ongekleurd titelplaatje, met den franschen en daarnaast den hollandschen titel. Overigens is het boekje geheel in 't fransch gesteld. Daar dit verboden is meende ik er een bijzondere aandacht aan te moeten wijden. De plaatjes hebben wederom Fransche en Hollandsche onderschriften, Het traditioneele landkaartje, hier ‘het gebied van den Paus en kerkelijken Staat’, is vooraan geplaatst. Hoofdzakelijk is deze almanak kalender. No. 18 van de Table, bestaande uit 35 nommers, is eene Généalogie des principaux Princes de l'Europe. Ten dezen opzichte heeft hij dus zeer veel gemeen met den almanak van den Boekverkooper Baalde te Amsterdam, door den Heer Rogge genoemd als de voorlooper van den Almanac de Gotha. De beweegreden van het verbod zal wel gelegen hebben in No. 20: ‘Tableau de la derniere année’, en in de resolutie dienaangaande genoemd: ‘een beknopt denkbeeld der voornaamste staaten van Europa’. Men was in die dagen bang voor de politieke inmengingen van leeken, en ofschoon ik in 't gewraakte opstel niets verbodwaardigs kan vinden, moet in rekening gebracht worden mijn vrijgevigheid op het gebied van den menschelijken geest. In 't laatst der 18e eeuw werd uit alles kwaad gebrouwen. Vrij onschuldig bijvoorbeeld is wat van Les provinces Unies des Pays-Bas wordt gezegd: ‘à l'exception d'une nouvelle inondation, ont aussi l'avantage de voir le commerce, les sciences et les arts se perfectioner et prospérer. Puissent-elle jouir longtems d'un bonheur parfait, qui doit être le voeu de tout vrai citoyen.’ Ik voeg er bij: ‘ainsi soit-il, Amen.’ Op dit Tableau volgt een Journal de ce qui s'est passé de plus important depuis Juillet 1776. Het zijn van die gewone courantennieuwtjes, die zoo dikwerf tot stoplap moeten dienen, en uit het zoogenaamde ‘donderboek’, worden opgediept, o.a. ‘deze tijding’: ‘Barbare Zinkin, paysane du Lauembourg, en Basse Saxe, et agée de 40 ans, acoucha fort heureusement après une grossesse certaine de quarante et un! mois, d'une fille bien formée.’ Dergelijke berichten zouden kunnen doen denken, dat daarom het verbod was uitgevaardigd, maar zooveel verschilde de 18e met de 17e eeuw niet, dat men de dingen niet meer bij hun naam zou durven noemen. Dat 't almanakje, hoewel in het Fransch geschreven, den Franschen geest niet huldigde, in elk geval de dwaze mode geeselde, bewijst het stukje Idée des modes en france, dat temidden van allerlei Remedes, anecdotes, particularites' en Chansons voorkomt. Ik meen het te mogen afschrijven. De dames van onzen tijd hebben wel eens een kalmeerend middel noodig. ‘Madame de la Bretantille, Baronne de la Volagerie, la grande modelle des modes, se rendit un jour à l'Opera vétue dans le gout suivant. Elle avait une robe soupir étouffé, garni de regrets superflus, avec une cocarde de candeur parfaite, et une attention marqueé; des souliers des cheveux de la Reine, bordés de diamans en coups perfides et d'un venez y voir de smaragdes; friseé en sentiment soutenu; avec, un bonnet de conquête assurée, orné de plumes volages et de rubans d'oeil abattu; un henri quatre au cou; un toque sur le bonnet; sur les épaules un chat couleur de gens nouvellement arrivés; par derrière un Medecis monte en bienséance, avec un désespoir d'opale, et un manchon d'agitation momentanée. Ha, les belles choses! Le monde ne vient il pas tous les jours plus f, o, u, sage?’ De mode krijgt ook nog haar deel op een der plaatjes: Le présent beau-monde. De hedendaagsche zwier. Nog verdient opmerking dat twee plaatjes de dubbele grootte hebben en tafereelen voorstellen uit een tooneelstuk: Silvain de la Chasse, Sc. VI, en Silvain aux pieds de son pere, Sc. XV, en een derde eveneens, met dezen titel Assemblée bouffone. Kluchtige vergaering. De menschenwereld is in eene dierenwereld hervormd en omringt een kaart, met allerlei zinnebeeldige voorstellingen, die op den grond ligt uitgespreid. Het doet mij denken aan eene persiflage op de vrijmetselarij. Ik kan 't ook mis hebben. In elk geval beveel ik den snuffelaars aan, eens kennis te maken | |
[pagina 646]
| |
met dit verboden almanakje. Misschien vinden zij wel het geincrimineerde dadelijk. Niet enkel werd deze almanak gewogen maar te licht bevonden. Achtereenvolgens deelden nog drie in hetzelfde lot. Betrekkelijk weinig, indien we 't groote getal boeken en geschriften nagaan, dat in de 18e eeuw, hetzij op last van den Haagschen Magistraat, hetzij op last van de Staten of ook wel door den Kerkeraad, gecensureerd werd. 1782 was vooral voor de almanakken een noodlottig jaar. 17 September werd ‘uyt ordre van de Ed. Agtb. Heere Burgemeesteren van 's Hage door de gildeknegt opgehaald en verboden te verkopen Henri quatre almanach voor den jaare 1783’, en reeds 21 November gold een gelijk besluit voor ‘de nieuwe Almanach van Louw en Krelis voor het jaar 1783, te Amsterdam bij de wed. van Egmond gedrukt. Beide almanakken zijn mij niet in handen gekomen. Ik kan dus slechts gissen, wat aanleiding heeft gegeven tot het verbod. De zedelijkheid zal bij het eerstgenoemde jaarboekje op den voorgrond hebben gestaan, terwijl de politiek het verbod van het andere zal hebben beheerscht. De firma ‘erve de wed. Jac. van Egmond’ te Amsterdam toch had, volgens Dr. Rogge Het vrouwen-almanakje van Dieuwertje en Grietje voor 1787 uitgegeven, en dat schijnbaar onschuldige vrouwen-almanakje was een vermomd ‘orgaan van de patriotten’. Ik mag dus veronderstellen, dat toen Louw en Krelis te veel in de kaart werden gekeken Dieuwertje en Grietje er voor in de plaats zijn gekomen. De vrouwen toch stonden altijd meer buiten de politiek. Eigenlijk mag ik wel zeggen men meende dat zij er buiten stonden, want er zou eene heele reeks namen te geven zijn van politieke tinnegietsters. Maandag 9 November 1789 had van der Stijl de gildeknecht het druk. Hij werd bij de gezamenlijke Boekverkoopers rondgezonden, om uit naam van haar Ed. Achtb. aan te zeggen niet te verkoopen Almanac de rarikiek voor den jare 1790. Ook dit almanakje is mij niet in handen gekomen, maar het is mijne meening, dat de politiek ook hierin de hand heeft gehad van het verbod. Het gildeboek laat mij nu verder, wat de Almanakken betreft, in den steek; zien wij nu wat in den Catalogus der 's Gravenhaagsche gemeentebibliotheek is opgeteekend. (Wordt vervolgd). |
|