De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdberouw.Oordeel, dat wij over ons zelven vellen. ‘God maakte van 't berouw de deugd der stervelingen...’ | |
bespottelijkheidis geen gebrek; zij is geen ondeugd; zij is geen misdaad; zij is veel erger in de oogen der wereld. | |
bezigheid.Hulpmiddel tegen de verveling. De Natuur maakt ze ons tot een behoefte, de samenleving tot een plicht, de gewoonte tot een genoegen. | |
bezoekenafleggen beteekent: zich trachten te vervelen of de verveling te verdrijven ten koste van anderen. | |
brood.Er is slechts éen politie-maatregel om opstanden te voorkomen van hen, die geen brood hebben: - Ze is... het hun te verschaffen. | |
bijgeloof.Uitwerksel van een valsche inwendige overtuiging (conscientia), die de religie onderwerpt aan de grillen van een zotte verbeelding, en die de heiligste zaken kan misbruiken om de wreedste onrechtvaardigheden te begaan. | |
Dankbaarheid.Geheugen van het hart. Schatting, die de ‘grooten’ aan niemand betalen, en gebiedend eischen van de ‘kleinen.’ | |
deugd.Zedelijke kracht, waardoor wij onze hartstochten en neigingen bedwingen, als de plicht zulks gebiedt. | |
deugdzame.Men geeft dezen naam dikwijls aan iemand, die de kunst verstaat zijn ondeugden te verbergen, en de oogen voor die van anderen te sluiten. | |
dienstaanbiedingen.Gangbare munt, waarvan men altijd de zakken vol heeft, en die men uitdeelt, zonder zijn geldmiddelen in gevaar te brengen. | |
[pagina 584]
| |
dood.Doel of eindpaal van het leven. Breede weg, dien men - ondanks de menigte - in alle richtingen doorloopt en oversteekt, zonder door iemand aan den arm gestooten te worden. | |
droomen (s. pl.).Beeld van het leven. Begoochelingen, die den arme troosten en den rijke verschrikken. | |
droomen (v.).Onbestemde en onbepaalde gewaarwording, die ons rondleidt in het Rijk der verbeelding, en ons denkbeeldige genoegens doet smaken. | |
Eerbied(ing),bijna altijd door de vrees ingegeven. | |
Flauwvallen. Middel om een schuldeischer af te schepen, of een echtgenoot te verteederen. (Thans niet meer in gebruik). | |
Geheim.Men moet het niet toevertrouwen aan een zot, noch aan een wijze, noch aan zijn vriend; - de wijze is niet altijd wijs, de zot kan niets verbergen, en de vriend kan veranderen. | |
gehoorgezamenaan de menschen is slaafsch; gehoorzamen aan de wetten is wijs. | |
gelegenheid.Ze goed aangrijpen is vaak het eenige talent der helden. | |
gemeen, het,is een boeman voor de zotten; voorwerp van verachting voor den wijsgeer. | |
graf.Gedenkteeken opgericht op de grenzen van twee werelden. Eindpunt, waarop alle menschelijke grootheden uitloopen waterpas, dat alles effent. ‘Da Koning en de Bedelaar
zijn opgeschreev'nen ten doode;
en onder 't marmer of de zoode,
zij rusten eenmaal naast elkaar.’
| |
Leven.Voor velen: een sukkeling waarvan de slaap hun op bepaalde uren verlichting schenkt; hij is een palliatief: de dood is het geneesmiddel. Maar de zieke neemt het liefst zoo laat mogelijk. | |
Mode.De gedurige verandering van de Mode is de belasting, welke de nijverheid van den arme heft van de ijdelheid des rijken. | |
Procureur.Kat, die de geschillen tusschen de muizen beslecht. | |
publiek.Veel zotten, eenige geestigen; hartstocht en wijsheid, uitspraken ab irato, - ingegeven door 't belang van 't oogenblik, door de mode, soms door de onpartijdigheid; heden buitensporige toejuichingen, morgen bijtende toespelingen of uitjouwingen... dat is het publiek. | |
Redenaar.Man, die steeds gereed is het vóor of tegen te bewijzen. - Kardinaal Duperron zeide tot Hendrik IV: ‘Sire, in mijn preek van heden heb ik U bewezen, dat er een God is; morgen, indien gij het verkiest, zal ik U het tegendeel bewijzen.’ Hendrik IV keerde hem den rug toe. | |
Samenleving.Zij bestaat uit twee hoofdklassen: de eerste vraagt: Zullen wij eten? en de andere: Wat zullen wij eten? - Verzameling van kwaadaardige wezens, die slechts trachten elkander te bijten, en waar het oordeel der sterksten altijd als het beste geldt. | |
slechtaard.Vlieg, die rondloopt op het lichaam van een zieke, en alleen stilhoudt op de wonden. | |
TafelBand der gezellige samenleving. De tafel geeft afleiding van vervelende zaken. Indien men niet at of dronk, in hoeveel huizen zou men het geen kwartier kunnen uithouden! - De beste tafel is slechts goed, voor zoover zij wordt vervroolijkt door aangename gesprekken. Indien men er geen woord spreekt, is er geen onderscheid tusschen een tafel en een ruif. | |
Verkwister.Gek, die zijn lamp aansteekt op klaarlichten dag, en daardoor geen olie heeft voor den nacht. - Een verkwister verwonderde zich, dat men hem om een groote aalmoes vroeg. ‘'t Is’, zeide men, ‘omdat gij weldra niets meer zult hebben te geven.’ | |
vertaling.Sommige vertalers zijn als bedienden, wie men met een boodschap belast, en die vaak juist het tegendeel overbrengen van wat hun meester hun gezegd had. Traduttore, traditore, zegt een Italiaansch spreekwoord. | |
verwanten.Er zijn geen beter verwanten dan onze ware vrienden, noch grooter vijanden dan onze slechte verwanten; indien wij rijker zijn dan zij, benijden zij ons, en indien wij armer zijn verachten zij ons. | |
[pagina 585]
| |
Weigering.Gunst, welke men vaak de wreedheid heeft, er lang op te laten wachten. | |
wijsbegeerte.Liefde tot de wijsheid; kennis der waarheid, haat tegen de vooroordeelen, de slavernij en de onverdraagzaamheid. | |
wroeging.Hel op aarde. Haar aan wezen moet de goeden troosten over het goed geluk, dat de slechten verkrijgen. |
|