dat is iets eigenaardigs - ieder groot publiek gebouw en ieder voornaam hotel heeft zijn eigen telegraaflijn.
Buiten op straat, met touwen afgezet, is ook Beurs. Dat is voor hen die niet in staat zijn de hooge som te betalen die noodig is om tot de groote Beurs te worden toegelaten; het geschreeuw en de opgewondenheid is er niet minder om. Verderop is Maiden Lane, waar de Hollandsche meisjes wandelden, de straat der juweliers. De Bowery is een soort Ghetto, grenzend aan de Chineesche wijk, waar ik alleraardigste kleine jongetjes zag, en aan de Italiaansche. Vroeger was dit het gevaarlijkste district van de stad, nu kan je er tenminste doorloopen zonder vermoord te worden. Hier waren eens de velden met graan, de Hollandsche Bouwerij. Overal in de stad sporen van Holland! Op de 5e Avenue, de groote Hollandsche kerk, nu de rijkste van de stad, in van Cortlandt Park het huis van dien ouden Hollander met de sporen der Engelsche kogels nog in de muren.
Het mooiste gedeelte der bovenstad heet Haarlem, het strekt zich uit tot de heuvels van Washington Heights en tot de Hudson. O, wat is de Hudson mooi! Je wandelt langs de spoorrails, want dat is hier geoorloofd, ieder past maar op zich zelf, tot je een koel, schaduwrijk plekje gevonden hebt. Aan den overkant loodrechte rotsen, de Palisaden, meer dan 100 M. hoog; daar strekken zich de prachtige bosschen van New-Jersey uit, met de mooiste villa's en cottages. De New-Yorkkant is gedeeltelijk steil, overal met rotsen en boomen. Je kunt op je gemak al de aardige witte jachtjes, motorbootjes en zeilschepen bekijken. Groote stoombooten, alle verdiepingen vol menschen, varen de Hudson op, een ware Rijnreis door de Adirondacks en Kaatskill heuvels, de schilderachtige bergen bekend door de avonturen van Rip van Winkle.
Alweer Holland!
Ik herinner me hoe een der Amerikanen aan boord tegen me zei: ‘Dat is het wat ons in Europa zoo boeit, waar je komt, in Parijs, Italië, Duitschland, Holland, overal spreekt de geschiedenis tot je. Wij hebben niets dan 't graf van Washington en dat haalt niet bij dat van Napoleon.’
‘We have a fine history’ zei ik trotsch.
Arme Amerikanen. Met al hun millioenen kunnen ze geen eeuw geschiedenis koopen. De hunne loopt van Washington tot Vanderbilt, wiens sporenaandeel nu ongeveer elf honderd millioen dollars waard is - en die was nog van Hollandsche afkomst!
In gedachten sta ik op, klauter naar boven, en zoek het station van de Subway. De hitte slaat me tegen als ik de trappen afga, ik had niet gemerkt dat het zoo heet was. De perrons zijn zwart van de menschen, 't is wat ze noemen de rush hour (5-7) waarin alles naar huis gaat. De platformguards duwen ons naar binnen. Behalve de 2 rijen zittende menschen bungelt aan weerskanten nog een rij, die zich met een of twee aanden aan de riemen vasthoudt. Een 6e rij is er tusschen ingestampt, heeft geen houvast en slingert bij iedere beweging tegen zijn linker- of rechterbuurman. Ik sta op 't balcon geperst en kan noch mijn armen noch mijn beenen bewegen, ternauwernood kan ik mijn hoofd draaien om te tellen, ik ben No. 19 en 't balcon is niet grooter dan bij ons. Wie een arm bewegen kan, houdt een krant in de hoogte, ik lees bij mijn buurman de groote sensatieletters die de eerste bladzijde bedekken: ‘Heetste dag in 't seizoen, 17 dood, 130 paardenlijken, 102 in de schaduw!’
Amerikaansche hitte! ‘Als 't nog lang duurt komt er een achttiende doode’, pruttel ik in me zelf. Eindelijk komt er een stop. Een paar menschen wurmen zich er uit, er komt een beetje meer, zij 't ook heete lucht, en de achttiende doode is gered.
LIZZIE.