Boekbeschouwing.
Sonja door J. Blicher - Clausen.
Sonja! wat lief'lijk klinkt die naam ons in in de ooren! Sonja! wat teederheid en tevens wat kracht spreekt er uit dat woord!
Sonja past haar teringachtige zuster Maja, die met Stig Schytte getrouwd is, op; in dien tijd ontstaat er een groote liefde tusschen haar en haren zwager. Zij worstelen er beiden tegen, maar er is niets aan te doen.
Op 'n avond zitten ze beiden vóór Maja's bed en ontdekt Maja 't aan hunne gezichten, dat ze elkaar lief hebben. Sonja valt snikkend neêr op 't bed en zegt, dat zij heen zal gaan en Stig, die waarheid boven alles stelt, verheelt het niet en zegt niets anders dan: ‘vergeef me, Maja!’
Maar Maja is onwrikbaar, wil niets daarvan weten en vraagt om haar kind, haar Irmelin bij haar te brengen, want ‘nu heeft ze niets meer dan haar.’ -
En als zij sterft, dan laat zij Stig beloven, dat 't kind altijd van haar 't meest moet houden en geen ander ‘moeder’ noemen moet. Ook al de bedienden roept zij bij zich en zegt hun, haar nooit te vergeten.
Alles in huis moest net zoo blijven, als zij er was; ziedaar haar wraak.
Elken dag brengt Irmelin bloemen op moeders graf en zoo leefden zij voort, Stig en Irmelin.
Sonja toeft in Italië dien tijd en krijgt op 'n dag een brief van Stig, slechts deze woorden behelzende: ‘Nu moet je komen, want ik kan je niet langer missen. Begrijp je? Ik kan niet.’
Doch Sonja antwoordt, dat haar zuster tijdens haar leven, haar wel eens had toevertrouwd, dat Maja niet zou kunnen dulden, dat Stig weêr eens hertrouwde en daarom was 't maar beter van niet. Haar liefde tegenover hem blijft echter dezelfde.
Na eenigen tijd echter, komt Stig haar halen en nu de beschrijving van dat geluk van die twee zielen, die elkaar weêr vinden, dat is prachtig weêrgegeven; een brief van Irmelin aan den vader, is 't eenige, wat voor een kort oogenblik een schaduw werpt op hun geluk.
Sonja en Stig trouwen in Italië en komen terug naar Irmelin. Het eerste wat 't kind tegen Sonja zegt, is: ‘ik wil u geen moeder noemen, ik heb er maar één.’
Kalm antwoordt Sonja toen: ‘dat hoeft ook niet, noem me maar tante Sonja.’
Nu komt het ongelukkige van de geschiedenis. De belofte van Stig, indertijd aan Maja gedaan, dat Irmelin 't meest van hare moeder moest houden, die belofte, en de groote waarheidsliefde en plichtsgetrouwheid van Stig, die maken het huwelijk ongelukkig.
Zelfs toen 't kind, op Sonja wijzende, op een dag aan haren vader vroeg: ‘Mag ik van die dáár, niet evenveel houden als van moeder?’ vond Stig 't een plicht, een nakomen van 't eens gegeven woord, om te antwoorden: ‘Je houdt natuurlijk van moeder 't meest, maar daarom mag je toch ook wel van tante Sonja houden?’ En dan antwoordt het kind: ‘Ja, maar ik wil heel, heel veel van haar houden of niets.’