De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen ziekenhuis voor dieren.Een der karakter-trekken die ik in het Engelsche volk hoogelijk weet te waardeeren, is de liefde voor dieren. Niet dat ik daarmede gezegd wil hebben dat ook mijn landgenooten geen dieren-vrienden zouden zijn, ik weet beter. Ik weet zeer goed dat er ook in Nederland duizenden zijn, die liefde jegens het dier toonen, maar ik bedoel te zeggen dat men hier te lande ontegenzeggelijk over het geheel veel meer aandacht aan het dier schenkt dan bij ons. Bijvoorbeeld: in Nederland zal een kat of hond op straat in benauwdheid zitten, tien tegen een dat het beest het nog een beetje meer te kwaad krijgt van straatbengels, tot tijd en wijle zij door anderen van hun plagerijen worden afgehouden of een politie-agent er zich mede gaat bemoeien. Menigmaal kan men bij ons in de straten zien hoe paarden of ezels, eigenlijk te ellendig om nog te kunnen werken, worden afgebeuld; telkens kan men zich ergeren over de wijze, waarmede op de buitenwegen menschen honden behandelen, die op vaak ergerlijke wijze voor zwaar beladen karren gespannen zijn - en ik wil nu maar aannemen dat het juist gezien is, dat een hond als trekdier dienst mag doen. Hier te lande is het artikel trekhonden, geloof ik, geheel onbekend, ten minste ik herinner mij niet ooit in of ver buiten Londen zelfs, een kar te hebben gezien door honden getrokken. En de liefde voor het dier wordt hier zeker bewezen door de wijze, waarop men de paarden behandelt. Dikwerf sta ik, als ik zoo door de straten ga, verbaasd over de degelijke, goeddoorvoede, blijkbaar goed-onderhouden paarden, die men voor de omnibussen ziet en nog maar zelden heb ik voor een huurrijtuig een paard opgemerkt, dat er ziek of onooglijk uitzag. Wel heb ik meermalen gezien hoe een agent een rijtuig aanhield en den koetsier opmerkzaam maakte op een kleine wond, die zijn dier had, waarvoor een Amsterdamsche politie-man beslist geen aandacht zou getoond hebben, of dat hij den bestuurder gelastte een of andere riem, die het paard te veel klemmen kon, wat ruimer aan te leggen. Voor iemand die pas uit Amsterdam komt, is het opvallend hoe weinig straathonden men ziet; er zijn honden genoeg, maar de eigenaars houden ze meer in huis, letten er blijkbaar beter op dan bij ons te lande. En komt men in de eigenlijke volksbuurten dan kan men dikwerf opmerken, hoe zorgvuldig zoowel ouderen als jongeren op hun huisdier passen, en van dierenmishandeling door jongens is bijkans geen sprake. Dat men voor de dieren hier wat over heeft, werd mij dezer dagen getoond, toen ik toevallig gelegenheid had een bezoek te brengen in een ziekenhuis voor dieren, ingericht op een wijze, die zonder overdreven te wezen, uitnemend kan worden genoemd. Deze stichting, die zich bevindt in een der straten in de buurt van Victoria-Station, behoort aan een vereeniging tot bescherming van dieren, ‘Our Dumb friends' League’ en is eenig te Londen. Genoemde vereeniging, waarvan het doel is de liefde voor dieren steeds meer aan te kweeken, mag zich verheugen in den steun van velen van naam in den lande en bestaat sedert een jaar of zeven. Zij geeft hulp en steun aan de vereeniging, die hier op verschillende plaatsen in de stad drinkbakken voor paarden deed plaatsen; aan het ziekenhuis voor paarden te Acton, kortom aan allerlei vereenigingen in Engeland en zijn koloniën, die de bescherming van het dier in haar vaandel schrijven. Zij doet alle | |
[pagina 541]
| |
mogelijke moeite om tegen te gaan den uitvoer van oude paarden naar landen op het vasteland van Europa, die daar geslacht worden en omgezet in worst; geeft tal van geschriften uit het dier betreffende; richt zich tot gemeente-besturen met adressen om vooral te zorgen voor bestrooiing der wegen met grind of zand ingeval van gladheid, in één woord, met alles wat op den weg eener vereeniging tot bescherming der dieren ligt. Bovendien houdt zij in de wintermaanden dikwerf meetings, waarin vooral kinderen welkom zijn, omdat het bestuur terecht van meening is, dat men juist den kinderen dient te leeren vriendelijkheid jegens het dier, wil men de zekerheid hebben dat zij, ouder geworden, deze ook zullen toonen en op hunne beurt aan hun kinderen leeren. Een paar jaar geleden rees bij den secretaris der vereeniging, Mr. Arthur J. Coke, het denkbeeld op ook een ziekenhuis voor dieren op te richten. Hij maakte ijverig propaganda voor dit denkbeeld en smaakte de voldoening dat de noodige fondsen bij elkaar konden worden gebracht en het ziekenhuis in Mei 1906 geopend, thans reeds genoemd mag worden ‘een Londensche stichting, die beslist in eene behoefte voorziet en op den hoogsten prijs wordt gesteld.’ Het bestuur was zoo gelukkig een stalhouderij, die niet best ging, te kunnen koopen, zoodat met betrekkelijk weinig kapitaal eene inrichting kon worden gemaakt, die der bezichtiging waard is. Het doel van het ziekenhuis is geheel belangeloos dieren, die zulks behoeven, op te nemen en te behandelen, mits behoorende aan menschen, wier middelen niet toelaten de hulp van een veearts in te roepen. Ik trad het ziekenhuis binnen door breede deuren, die toegang gaven tot een ruime, net onderhouden binnenplaats, die vroeger tot koetshuis der stalhouderij gediend had. Er stond nu slechts één groot voertuig, een ambulancewagen, zooals de vereeniging er thans een tiental bij verschillende stalhouders in Londen gestationeerd heeft. Deze ambulance-wagens, die bij aankoop ongeveer £ 160 kosten, zijn deels aangekocht, deels door vrienden der vereeniging aan haar ten geschenke gegeven, en men poogt hun aantal steeds uit te breiden. Zij dienen voor het vervoer van paarden, die in de straat een ongeluk hebben gekregen. Valt bv. het paard voor een omnibus neer en is het dier niet meer in staat op te komen, dan telephoneert een politie-agent om een ambulance-wagen van ‘Our Dumb friends' League’. De wagen is zoodanig ingericht dat men het paard gemakkelijk langs een hellend vlak, hetwelk men uit het voertuig kan neerslaan, daarin kan brengen. Het paard kan daar liggend of staande gemakkelijk vervoerd worden, 't zij naar den stal van den eigenaar, 't zij naar het slachthuis, wanneer afmaken noodzakelijk is. De diensten met die wagens worden door de vereeniging geheel belangeloos bewezen, doch natuurlijk is elke vrijwillige gift aan haar fonds welkom. Tal van brieven van omnibus-maatschappijen, van stalhouders, van houders van equipages, zijn dáár om te bewijzen, dat de eigenaars het behoud van hun paard, dat een ongeluk kreeg, aan het oordeelkundig vervoer met den ambulance-wagen dankten. Om genoemde binnen-plaats heen, bevinden zich de zieken-barakken. In een afdeeling stonden een aantal ezels, toebehoorende aan menschen, die deze trekdieren noodig hebben, om langs de straat hun waar te venten en voor wie het bezit van zulk een dier een levensquestie beduidt. Hun zieke dieren worden in het hospitaal oordeelkundig behandeld en de eigenaars hebben vaak het geluk ze gezond en wel terug te krijgen. Onder de verpleegden bevond zich een ezel, die 42 jaar oud was; het bestuur had dit dier, dat zwaar aan rheumatiek leed, van een armen jongen gekocht en in het hospitaal geniet het nu tot zijn dood van een welverdiend ‘pensioen’. De afdeeling paarden was eveneens goed bevolkt; de dieren, die zich daar bevonden, behoorden aan menschen, in soortgelijke toestanden levende als de eigenaars der ezels. Talrijk was het aantal honden van allerlei soort dat in het hospitaal te zien is. De meeste der dieren, die zich daar bevonden, hadden verbanden om een der pooten wegens verkregen verwondingen door automobielen. Nu, bij het reusachtig aantal motor-omnibussen en automobielen dat dagelijks door de Londensche straten gaat, behoeft het geen verwondering te wekken dat menige hond, die zich in het midden van den rijweg durft wagen, overreden wordt. Een ‘shelter’ is het hospitaal voor dieren niet; men kan er zijn hond of kat niet uitbesteden, daarvoor heeft Londen genoeg gelegenheden, doch wel kan iemand, die het niet betalen kan, dagelijks op bepaalde uren met een ziek of verwond dier aan het hospitaal komen en het door den veearts belangloos doen behandelen, terwijl dieren, die in de buurt van het gebouw een ongeluk mochten krijgen ook binnengebracht kunnen worden om verbonden te worden. Bij elk in het ziekenhuis verpleegd dier hangt aan den ingang tot het hok of stal een groote kaart, waarop staat aangeteekend wanneer het | |
[pagina 542]
| |
werd binnengebracht, waarom het verpleegd wordt, welke voeding en behandeling dienen te worden toegepast, zoodat de verpleegster en de beide verplegers, die geregeld in het hospitaal werkzaam zijn, zich geheel naar de voorschriften van den veearts kunnen gedragen. Het hospitaal heeft drie veeartsen, die er dagelijks hun werk verrichten en er beschikken over een goed ingerichte apotheek en laboratorium. Een eigenaardige ziekenafdeeling in het gebouw is die voor vogels. Ik had nog nooit zulk een collectie zieke kanaries, papagaaien, vinken, enz. bij elkaar gezien. Waar de behandeling van zieke vogels nog meer zorgvuldigheid en moeilijkheid mede brengt dan van ongestelde viervoeters, en het zelfs te Londen niet gemakkelijk is, elders de gevleugelde patienten te doen behandelen, bestaat te dezen aanzien de bepaling dat ieder, wie ook, rijk of arm, een zieken vogel mag brengen. De behandeling geschiedt ook dan gratis - van dien hoofdregel wijkt men nooit af - doch natuurlijk verwacht men dan van degenen, die het missen kunnen, een vrijwillige bijdrage voor het in stand houden van het ziekenhuis. Sedert de opening heeft men er reeds ongeveer 3080 patiënten behandeld, wel een bewijs dat het ziekenhuis in een behoefte voorziet. Ik voor mij vond de geheele stichting belangrijk genoeg om er den dierenvrienden in Nederland eens een en ander van mee te deelen; wie weet of Amsterdam te eeniger tijd ook niet een soortgelijk dierenhospitaal rijk wordt. Waarom niet? |
|