De Hollandsche Lelie. Jaargang 20(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Mijn droom. Als d' avond valt, en scheem'ring heimlijk spiedt Door 't venster-glas, en langs de wanden kruipt, Dan klinkt een zacht en teer geruisch..... en ziet Mijn oog den droom, - die binnen sluipt. De blanke, donzen vleugels vouwt hij dicht, En zweeft op luchte voeten naar mij toe... Vol teerheid voel 'k zijn kus op mijn gezicht En sluit hij zacht mijn oogen toe... Nu voel 'k zijn hand mijn handen vast omknellen, En zegt hij, rein, als zilvren harp-accoord Het toover-woord; waarop wij henen snellen, Vèr van de aarde.... voort.... steeds voort.... Met sterken wiekslag klieft hij door de lucht Het blauwe tegemoet, in snelle vaart, Tot dààr, waar nooit nog trilde een droeve zucht, En waar het licht tot goud geklaard... De marmren poort van 't blanke sprookjes-land Gaat open nu op 't zelfde toover-woord, Vlug reikt de droom tot afscheid mij de hand En wiekt met lichte slagen voort... - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - Nu wacht ik hèm, mijn prins - ik ben alleen, Ik wacht, in droom-verloren mijmerij... Mijn blikken spieden door de bloemen heen... Doór blóemen - voert zijn weg - tot mij... Door bloemen, - die hij liefheeft, zooals ik, Daar komt hij aan... als gouden glorie-schijn Glanst 't haren-blond, - zoo droeve-zacht zijn blik, Ja! 'k wist het wel, zóó moest hij zijn... Daar komt hij aan... met rozen in de hand, Een vollen tak... symbool van liefde en leven, En lachend wijs ik hem het sprookjes-land, Dat ons de droom - tot droom - gegeven... [pagina 501] [p. 501] Daar komt hij aan... mijn fiere, slanke vorst, De majesteit van mijn illusie-land... Aan wien 'k op aard mijn ziel vertrouwen dorst, In 't eng-begrensde menschen-land. Daar komt hij aan... in 't kleed van blauw satijn, Omzoomd met hermelijn - room-wit en zacht, Hij vraagt ‘waarom dit slechts een droom mag zijn’ En kust mij dan zoo zacht... zoo zacht... ‘Stil’, zeg ik fluistrend, dat het niemand hoor, Gij zijt mijn lief, in sprookjes-land en leven, Gij zijt mijn prins, dien 'k juichend uitverkoor, Wat nood, wat nu het Leven geve...’ Den Haag. ANNIE NAUTA. Vorige Volgende