Hoe er ook gespot werd met het meer dan komische van die muilkorven-invoering, waarvan ieder Hagenaar wist, dat zij was te danken niet aan een wezenlijk dollen hond, maar enkel en alleen aan een doodsbangen veearts, die kinderachtig bevreesd is voor elken hond dien hij moet behandelen, de groote meerderheid van het publiek zag in de zaak toch wel één goede zijde, want, zie je: Al die lastige onbeheerd rondloopende honden werden nu toch op zoo'n manier eens ineens opgeruimd, omdat zij natuurlijk geen baas hadden, die hun den onmisbaren muilkorflevensredder bezorgde. -
Ik zou wel eens willen weten, waarin die ‘lastigheid’ van die arme dieren anders bestaat, dan in het nu en dan een stoep of een voordeur bevuilen met een natuurlijke behoefte, het blaffen achter een fiets aan, of het doen blozen van een quasi-reine juffrouw, die daarmee alleen verraadt haar eigen onreinheid. Stel daartegenover eens de massa's menschen, die men uit een zelfde nuttigheidsoogpunt zou kunnen opruimen met méér recht, de misdadigers, de krankzinnigen, de ongeneeslijk-zieken, maar bovenal de zedelijke vuilpoetsen, de schurken, de leegloopers.! - Maar integendeel, het ligt in den ziekelijken lievigen tijdgeest voor den ‘medemensch’ de meest mogelijke zachtzinnigheid aan den dag te leggen. Misdaad bestaat niet meer. Als men zijn evenmensch vermoordt in koelen bloede, is men ‘zielsziek’, en om die reden eigenlijk veel meer te beklagen dan het slachtoffer-zelf. Dan wordt men met alle mogelijke égards behandeld, onderzocht, geobserveerd. - En dezelfde schoone verontschuldiging geldt voor zedelijke afdwalingen, voor luiheid en leeglooperij. Altemaal ‘erfelijkheid’ weet ge, waarom gij hem of haar die er mee is behept (en ondertusschen dientengevolge zijn omgeving een hel op aarde bereidt) eigenlijk diep moet beklagen, vooral niet hard moet vallen. -Want het is immers allemaal de schuld van zijn ouders of zijn groot-ouders, die hem aldus ‘erfelijk belastten’. Om die reden moet hij ontzien, toegegeven, vooral niet tot arbeiden gedwongen worden. En zoo bevolkt zich de maatschappij hoe langer hoe meer met gestichten, en inrichtingen voor zenuwzieken, en erfelijkbelasten, en hysterischen en zielszieken, en welke schoone namen nog meer worden uitgevonden door op geld-verdienen beluste en den zak der gezonde omgeving exploiteerende doktoren en professoren. En stel U voor, dat men daartegen durft protesteeren, door te zeggen: Ruim dan liever al die ballast van
ziekten en heréditeit zoo gauw mogelijk op, zoodat er overblijft een gezond geslacht van gezonde-kinderen voortbrengende, geestelijk en lichamelijk krachtige menschen! - Lieve hemel, wat zou men U, als gij de noodzakelijkheid van zoo iets gingt bepleiten, met den vinger nawijzen om Uw ‘hardvochtigheid’ en ‘egoïsme’, enz. enz. -
Maar weet gij wat niet hardvochtig en niet egoïst is? Een hond, die U niets anders misdoet dan dat hij geen onderdak heeft, en zijn voedsel moet zoeken langs de straat in plaats van het te krijgen, verraderlijk oppakken, omdat hij zich zelf geen muilkorf kan koopen; hem op een mensch-onteerend wreede wijze van zijn leven berooven straks, onder gansch onnoodige martelingen. Dat is ‘humaan’ weet ge, dat past bij onzen lievigen tijd van de misdaad verontschuldigen als ziekteverschijnsel, en de zedelijke gebreken goedpraten met ‘erfelijkbelast’ zijn!
En waarlijk, 't zijn niet de honden-alleen, die op zoo'n wijze en op nog duizenderlei andere hebben te lijden. Zie maar eens, hoe de meeste koetsiers, en in het bijzonder de bestuurders van vrachtkarren, hun paarden mishandelen.! Zie hoe een ezel, die niet voort wil, soms wordt geslagen. En bovenal zie, hoe weinig medegevoel zulke arme schepsels opwekken bij de getuigen van dergelijke handelingen, hoe zelden ook maar één enkel woord van verontwaardiging wordt gehoord uit de rijen der omstanders. - De meeste menschen beelden zich in, dat dierenliefde ‘ziekelijk’ is, dat ze al hun medelijden moeten sparen voor hun medemenschen, want ‘menschenbescherming gaat boven dierenbescherming’. Dat klinkt zoo mooi die phrase, nietwaar.? Maarach, bekijk haar toch eens wat nader. In de eerste plaats sluit toch immers het ééne niet uit het andere. Wie waarlijk een liefdevol hart bezit, dat zich niet maar uit modezucht den schijn wil geven van menschlievendheid, maar dat in waarheid klopt voor al wie wordt verdrukt of lijdt, die zal toch zeer zeker, dat kan immers niet anders, óók zijn ontfermen uitstrekken over de van ons menschen zoo gansch en al afhankelijke dieren wereld.! Maar bovendien! - Aan menschen bescherming wordt heden ten dage zóóveel gedaan, door wetten en bepalingen in het leven geroepen door den tijdgeest, dat