De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdKunsten en Wetenschappen.Wilhelm Tell.Het is uit met hem; voor goed uit. Het drama van Schiller is opgebouwd op eene legende. Rossini's beste toonwerk brengt eene fictie in muziek. Er is al lang aan Tell getornd. Velen hebben reeds getwijfeld of we wel met een historisch persoon te doen hebben, maar nu komen van alle kanten de stormen los, en te verwonderen is het nog, dat Tell's kapel niet reeds lang in het ‘Vierwaldstätter’-meer is verzonken, en dat de beide andere bestaande niet reeds lang zijn ingestort. Het is nu voor goed en voor de laatste maal gezegd, dat Willem Tell's schutterproef, met den appel op het hoofd van zijn kind, door den wreeden landvoogd Gessler geëischt, als verhaal gecopieerd is naar de historie van den dapperen Toko, die heet geleefd te hebben in dienst van koning Harald Blauwtant (935-986). Ook in deze geschiedenis is de vorst wreed, en Toko wordt door hem gedwongen den kleinsten appel bij het eerste schot van het hoofd van zijn zoontje afteschieten, nadat hij zich er op had beroemd dit van een stok te zullen kunnen doen. Toko zou wegens zijn jagerlatijn ter dood gebracht worden, indien hij zijn doel miste. ‘De schutter neemt dan drie pijlen uit zijn koker, maar treft gelukkig met den eersten zijn doelwit; en als dan de koning vraagt, waartoe de twee andere pijlen moesten dienen, antwoordt Toko: ‘om het missen van den eersten met de scherpte der beide andere op ú te kunnen wreken.’ Tell's kapel aan het Vierwaldstätter-meer is opgericht ter plaatse waar hij van zijn boeien ontslagen uit het schip ontvluchtte en aan wal sprong. Toko, zijn voorganger-dubbelganger, doorleeft iets dergelijks, want later zich beroemende op zijn vaardigheid in het bergslederijden eischt de koning die de bedreiging van hem niet was vergeten, dat hij die kunst zou vertoonen op een rotshelling bij de zee. Hij waagt het stoute stuk; zijn slede wordt verbrijzeld, en ware niet een reddend schip in de nabijheid geweest, dan zou hij in zee den dood hebben gevonden. Later doorschiet hij zijn vorst uit een struikgewas. Indien we nu weten, dat de naam van Tell niet in de kerkregisters van Uri voorkomt, en dat Gessler's naam evenmin onder de bekende landgenooten schittert(?), kunnen we gerust aannemen, dat de legende van Deenschen oorsprong op Zwitserschen grond tot een gewichtig historisch feit is opgegroeid. De plant kon tot grooten wasdom komen omdat het vrijheidsbeginsel der Zwitsersche kantons als het ware een electro-cultuur aanbracht. Het zaad gedijde reeds voor dat het den bodem had bereikt. De wasdom werd er door verhaast. Het is wel jammer, dat we zoo nu en dan zulke poëtische brokjes geschiedenis moeten loslaten. Aan den anderen kant moeten we dankbaar zijn, dat slechts gedocumenteerde historische gebeurtenissen waarde hebben. Dit hebben we te danken aan de ontginners der archieven. Zij rusten niet voordat zij het bewijs hebben gevonden; zonder dat rekenen zij alles uit den booze. | |
Camille Corot.Indien we dezen Franschen meester (1796-1875) goed willen beoordeelen, en zijn kunstwerk de plaats geven, welke het toekomt, | |
[pagina 463]
| |
dan dienen we dieper te zijn doorgedrongen in Corot's ontwikkeling dan oppervlakkig gekend wordt. Corot's arbeid valt te verdeelen in verschillende perioden, waarvan de invloeden, die op dien arbeid hebben ingewerkt in aanmerking moeten komen om hem naar waarde te schatten. Een schilderij uit den eenen tijd verschilt hemelsbreed met dat uit een volgenden tijd, en hoewel er geen scherpe grenzen zijn, is het onderscheid toch duidelijk merkbaar. De akademische kunst legt het af bij het latere impressionisme, wat geteekend wordt door Corot's eigen uitspraak. Toen hij een landschap van een zijner leerlingen bekeek, deed hij alsof hij telde. Hij zei toen ‘ik heb 450 bladeren aan uw boom geteld; vlak alles uit, en laat ik in die vlak er 2 zien, dan zie ik er duizende.’ Emile MichelGa naar voetnoot1) heeft het dankbare werk ondernomen om Corot's biographie te schrijven, en doet ons Corot kennen in zijn opleiding, in zijn vorming, in zijn nuances, in zijn opvattingen. Corot werkte om de kunst, en dat juist heeft hem zijn naam bezorgd. De kunst was bij hem nommer een; hij eischte veel van zich zelf; hij werkte niet om het geld, niet om den roem; hij werkte omdat hij de natuur lief had. De natuur had zich aan hem geopenbaard. Hij wist ‘te zitten’, dat wil zeggen, hij wist juist dat plekje uit te zoeken, waarin hij de natuur op haar schoonst zag.
A.J. SERVAAS VAN ROOYEN. Oud-Gemeente-archivaris. Den Haag. |