De Hollandsche Lelie. Jaargang 20(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Van dingen die voorbij gaan. Aan Mevrouw Wijna Stoop. Als groote droefheid snoeren wil M' in 't enge wanhoops-kleed, Dan komt mijn ziel mij trouw ter hulp, Wijl zij mijn redding weet. Zij voert mij dan met fierheid heen Door 't dorre takken-hout, Van wat er schoon en bloeiend was In 't leven, grootsch en stout. En stille vlijt zij tak op tak Van 't schrale, bruine loof, Een vonk gloeit nu tot vlamme aan, Tot vuur voor dwaas geloof; En hel en hoog en knettrend-vlug Slaan fel de vlammen rond, Verterend met een woeste vreugd Al wat 'k aan leugen vond.... Als na het laaien hoog en rood De vlammen zijn vergaan, Dan zie 'k een reine, witte bloem In 't grijs van de⁀assche staan, Een bloem van rein, zoo rein kristal, Hel flonkrend als juweel, Daar staand als pure schoonheids-bloem Op blank-massieven steel. Geen menschen-macht vernielt deez' bloem In 't lichte huis der ziel, Door waarheid is ze ópgebloeid, Nadat het schijn-schoon viel.... Zooals het zachte altaar-licht Van eeuwig leven spreekt, Zoo rein glanst dan mijn bloem-gezicht, Dat menschen-kwaad verbleekt.... Den Haag. ANNIE NAUTA. Vorige Volgende