vereischt aantal jaren daarvoor reeds is bereikt. Zeg mij nu niet, dat ik uit één enkel geval een héélen regel maak, want dit is niet waar! Ook niet, dat ik de zwaksten en domsten heb uitgezocht, want dat is ook niet waar! Neen, onder de meisjes die ik heb waargenomen, zijn er die gezond altijd waren, die tot de intelligentsten behooren, waarvan hun eigen leermeesters getuigden dat zij een ‘schitterende carrière’ zouden maken en waar allen, de beste verwachtingen van hebben gekoesterd. 't Zijn meisjes, die hun studie begonnen vol moed en energie, met fermen wil, vast besloten de verwachtingen niet te beschamen, en daarom al hunne krachten en àl hun tijd er aan te geven.
Hoe komt 't, dat zij iedereen teleurstellen, dat zij niet worden wat zij beloofden? Hierin zit de oorzaak; het lichaam zei ‘neen’ als de wil zei ‘ja’. En al riep de wil nog zoo hard ‘ja’, 't lichaam bleef néen zeggen onverbiddelijk, en 't wréékte zich als de wil niet luisteren wou.
De meisjes zelf zullen dit waarschijnlijk niet aan iedereen willen bekennen; ze zullen verontschuldigingen aanvoeren als ‘luiheid’ en dergelijke. Geloof ze niet! want ze maken zich slechter dan ze zijn. Waarom mag de waarheid niet ronduit worden gezegd; is 't geen valsche schaamte die te willen verbergen? Is 't dan onze schuld, dat wij zóó geschapen zijn en niet anders; hebben wij onszelf dan gemaakt?
Geloof niet, dat ik dit zeggen zou, als ik 't niet alles wáár dacht; ik vind het zelf bedroevend en zou immers ook liever hebben dat vrouwen véél sterker waren!
Eerst kregen de meisjes een dof gevoel in het hoofd, 't ging daarbinnen bonzen, hoofdpijnen en slapeloosheid kwamen opzetten. Er werd een tijd rust genomen. Toen begonnen ze weer te studeeren, maar de vermoeidheid kwam gauwer dan eerst, en ze hielden een boek in de hand en zagen de woorden wel, maar konden de beteekenis er van niet in zich opnemen. De dokter kwam en schreef een volstrekte rust voor, een tijdelijke. Later begonnen ze de studie weer, maar overspanning geneest niet zoo gauw; 't ging niet. En eindelijk beval de dokter, de studie er geheel en al aan te geven, als men er prijs op stelde 't lichaam niet totaal te bederven. - Zóó is 't gegaan met verscheidene meisjes, en dat zal erger worden als de toestand zóó voort blijft duren. Anderen zijn nog aan 't voortsukkelen; weer anderen kwamen tot een eind, maar geheel verzwakt, zoodat ze haast geen vaste betrekking durven aannemen uit vrees die niet te kunnen volhouden. Misschien zijn er enkelen, die volkomen gezond waren na voleindiging der studie, die van 't begin af ferm doorstudeerden en op tijd examens deden met den graad die hun volgens hun intelligentie had kunnen ten deel vallen. Maar ik ken ze niet, ik geloof niet dat ze er zijn geweest.
Hoe komt het, dat het publiek nog steeds zulk een gunstige meening heeft over den toestand onder de studeerende meisjes? en dat ik zoowel vrouwen als mannen goedkeurend hoor zeggen: ‘'t Is toch een verblijdend teeken, dat er zooveel jongemeisjes zich aanmelden voor de zware examens! Wat gaan we vooruit!’ Is 't waarlijk zulk een ‘verblijdend teeken’ en gaan we wezenlijk ‘vooruit’?! O, er zit energie genoeg in vele meisjes, en wil en werklust ook. Maar dat zware studeeren doet hen eerder achteruit gaan, in plaats van vooruit! Waarom ziet het publiek dat niet? Omdat alleen de namen der geslaagden in de courant staan, en deze overal hemelhoog worden verheven! Maar de namen van hen die afvielen, worden niet openbaar gemaakt! Neen, die worden maar liefst verzwegen en vergeten; de feministen zouden die 't liefst verbergen in een donker hoekje, opdat geen mensch er iets van weten zou. En bij de namen der geslaagden wordt ook niet bijgevoegd, of de studie hun lichaam kwaad deed of niet!
Ik geloof dat ons vrouwelijk lichaam, doordat het teeder en fijner is gebouwd dan dat van den man, de groote inspanning niet verdragen kan welke de zware studie er van eischt.
't Lichaam moet daar onder lijden. (Bevoegden zouden moeten uitmaken, of deze gedachte waarheid bevat.) Ik denk bovendien, dat de inspanning voor meisjes nog gróóter wordt gemaakt doordat hun vrouwelijke gevoelens en behoeften met een groot deel der studie niet samengaat. Bij mannen mag dit wél het geval zijn, ik wil er niets tegen zeggen. Maar bij vrouwen is het niet zoo. Ze noemen het grootste gedeelte ‘dorre wijsheid’, die er nu eenmaal ‘ingepompt’ moet worden omdat ze noodig is voor het examen, maar die volstrekt nutteloos is voor de ontwikkeling. Ze hebben buitengewone inspanning noodig voor dat dorre gedeelte, en dit heb ik vooral opgemerkt bij de meisjes die een sterk zieleleven hebben.
Spencer heeft gezegd: ‘Niet die kennis die als intellectueel vet wordt opgestapeld, heeft waarde, maar alleen die, welke in geestelijke spieren wordt omgezet.’ Welnu, als de kennis voor zware examens, vereischt, in het hoofd der meisjes niet ‘in geestelijke spieren kan worden omgezet’, niet kan verwerkt worden, dan heeft ze voor de ontwikkeling van hun persoonlijkheid toch al bitter weinig waarde! En als ze hun bovendien de gezondheid benadeelt, dan mag ik niet anders dan er met alle kracht tegen protesteeren! Men zal mij zeggen, dat deze waarschuwing nutteloos zal zijn, omdat vrouwen niet willen gelooven voor ze zelf hebben ondervonden. Ook, dat we de meísjes moeten laten studeeren om te zien of ze er tegen kunnen of niet. Goed; als ze, nadat ze de mogelijke nadeelen weten, toch studeeren willen, dan zal ik ze niet tegenhouden. Maar ik wil toch waarschuwen tegen die proefnemingen! Want als ik later klachten hoorde als deze: ‘had ik dat vroeger geweten, dan had ik mijn lichaam en beste jaren niet verknoeid!’ terwijl ik dat had kunnen voorkomen misschien door een tijdige waarschuwing, dan zou ik me schuldig gevoelen. En die verantwoordelijkheid wil ik niet op me laden.
EXCELSIOR.