De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdabrikoos.Er zijn Landen, waar de personen, aan wie men een plaats geeft, gelijk zijn aan de abrikozen; men kiest ze nooit in hun staat van rijpheid, maar neemt ze te jong of te oud. | |
afgunst.De afgunst heeft schele oogen om het goede te zien, en metalen longen om het kwade uit te bazuinen. | |
afwezigheidvermindert de zwakke hartstochten en vermeerdert de sterke, evenals de wind de kaarsen uitblaast en het vuur aanwakkert. | |
armoede.Hel op aarde. ‘Armoede is geen schande!’ zei men tot een armen stumper. ‘O,’ antwoordde hij, ‘zij is veel erger!’ | |
Barbaren.Naam, gegeven aan volken, welke niet zooveel geest hebben, dat zij hun gebreken, ondeugden en gemeenheden onder een schoonschijnend uiterlijk weten te verbergen. | |
bedreiging.Een handeling, die bijna altijd lafhartigheid verraadt; de beleedigde eer dreigt niet, - zij handelt. | |
bedrogene.Iemand, die nog niet geleerd heeft zijn naaste te verachten. | |
blindheid.Gesteldheid van het oog, welke iemand verhindert een vroegeren vriend te herkennen, wanneer hij in 't ongeluk zit. | |
boetedoen. Handeling, door welke de onschuld zich beschuldigt en de misdaad herstelt, die zij niet heeft begaan. | |
brusk.Eigenschap van iemand, die over 't algemeen meer waar en gevoelig is dan een beleefd mensch. | |
Eigenliefde.Een met lucht gevulde blaas, waaruit stormen voortkomen, zoodra men er in prikt; - een stof, die licht kreukelt, en waaruit men de kreukels niet kan doen verdwijnen. | |
Gebabbel.Gewoon tijdverdrijf van hen, die meer woorden dan denkbeelden in hun hoofd hebben. | |
geknoemt men vaak iemand, wiens ‘gekheid’ niet overeenkomt met die van den grooten hoop. | |
geveinsdheid.Kunst om iemand te doen stikken onder voorwendsel hem te omhelzen. | |
[pagina 399]
| |
goedhartigheid,Eigenschap, die ons aan bespotting en soms aan de verachting blootstelt. | |
gunsteling.Iemand, die onbeschaamd is door zijn karakter en laag uit noodzaak. | |
Inkomen.Maatstaf van de verdienste der menschen. | |
Kruipen.Een arend, een slak in zijn nest vindende, vroeg haar, hoe zij zich zoo hoog verheven had. ‘Al kruipende,’ zei de slak. | |
kwaadsprekendheid.Geliefkoosd onderhoud van hen, die den splinter bemerken in het oog van hun naaste, zonder den balk te zien, die in het hunne is. | |
Liefhebber.Iemand, die noch dichter, noch schilder, noch redenaar of geleerde is, en niettemin verzen maakt, over schilderijen oordeelt, en nooit een bijeenkomst van geleerden verzuimt. | |
Naamlooze.Iemand, die het masker van de zedigheid leent, omdat hij niet genoeg onbeschaamdheid of veel ijdelheid heeft. | |
nijd.Kwaadaardige koorts, haar oorzaak vindende in de gezondheid van anderen. Woede te allen tijde heerschende, burger van alle plaatsen, altijd in beweging, overal verfoeid, en toch overal ontvangen. | |
Ondervinding.Eerste beoordelaarster van al onze (verrichte) handelingen; beste leermeesteres van onzen geest; school voor een ieder toegankelijk, waar weinigen naar toegaan met den aanleg om te leeren, en waar de onverstandigen niet wijzer worden; toetssteen, waarop men alle théorieën behoort te beproeven. Zie ervaring. | |
ongelukkige.Iemand, wiens ziekte zoo besmettelijk is, dat iedereen hem ontvlucht. | |
onkundeis beter dan een voorgewend(e) weten(schap). | |
Professoraal.Aanmatigende of verwaande wijze van uitdrukking, die een professor behoort te vermijden. | |
Stervende,die schulden achterlaat is de eenige, die zeker kan zijn, dat hij zal worden betreurd. | |
stok.Voorwerp der jeugd tot vermaak, den rijpen leeftijd om zich een houding te geven, den ouderdom tot een steun, en een geschikt wapen tegen den laster. | |
Trots.Gebrek in een mensch, die den ‘grooten’ de waarheid durft te zeggen. | |
valschdaglicht. Werkzaam middel, waarvan de haat-en-nijd zich bedient om eerlijke handelingen aan de aandacht te onttrekken, - de verdienste aan de verachting, - de onschuld aan 't gerecht, - en de deugd aan vervolging over te geven. | |
verontschuldiging.Soort pasmunt van geringe waarde, die men geeft en ontvangt, - betuiging, waaraan niemand geloof hecht. | |
visite-kaartje.Herinnering aan een persoon, die verrukt was u niet thuis te vinden.
(Wordt vervolgd.) |
|