geheel hetzelfde als in deze dagen van verval en onmacht.
Dit moet men in het oog houden, als men een oordeel wil vormen over de helft van de bevolking van het Turksche rijk - de vrouwen - en dit wordt meestal geheel vergeten. En toch hebben juist zij een grootere invloed op de opvoeding, op zeden en gewoonten dan bij de Europeanen en tengevolge daarvan een veel grooter aandeel aan het politieke leven.
In den harem worden jongens en meisjes te samen opgevoed en ontvangen onderricht op school. Van het tijdstip aan dat de knaap een werkzaam aandeel moet nemen aan den strijd om het bestaan, vormt zich het mannelijk karakter; de meisjes hebben geene zorgen, geen strijd te voeren voor hun onderhoud en behouden hunne kinderlijke gewoonten en neigingen jaren lang. Men moet ze hebben gezien die Turksche jonkvrouwen, in witte sluiers gehuld aan den Bosporus op een schoonen Vrijdagmorgen, hand aan hand, gansche rijen, slank en sierlijk, als kinderen, genietende, rein, onbevangen; hare zilveren lach latende weêrklinken over de blauwe wateren, door de zuivere aether lucht!
De muselmansche vrouw blijft ook op meer gevorderden leeftijd min of meer een kind en wordt ook als zoodanig behandeld; zij geniet de voorrechten van een onmondige, absolute bescherming, maar in hare vrijheid wordt zij eenigermate beperkt, echter bij lange na niet in die mate als men in het Avondland wel meent.
Van de vrijheid meer als ééne vrouw te hebben, wordt zeer weinig gebruik gemaakt; trouwens voor iedere vrouw moet eene afzonderlijke harem worden ingericht en dat gaat veler finantieele draagkracht te boven. Het nemen van een tweede vrouw is echter wel dikwijls een gevolg hiervan dat de eerste geen zoon het leven schenkt, wat in de oogen van den moslin, iets verschrikkelijks is.
Bij Afghanen, Tartaren en Perzen komt het hebben van meer dan ééne vrouw zelden meer voor; ook verscheidene hoogwaardigheidsbekleeders in het Turkenrijk hebben slechts ééne gemalin, wat zeker van menig bewindsman in Europa niet gezegd kan worden.
* * *
De vrouw in de landen van den Islam is niet de meesteres van het huis, zij is de dochter van de moeder van haar man; maar men moet zich dit niet voorstellen alsof de schoonmoeder de huishouding beheerscht en de schoondochter de dienaresse is; ook in dezen bestaat eene kinderlijke verhouding. Elkander dienen is een genot, een behoefte, en daarom vangen kinderen nooit iets aan zonder de ouders geraadpleegd te hebben. Gewichtige zaken worden gemeenschappelijk besproken en ieder spreekt een woordje mee, ook de slaven en slavinnen, want die belhooren tot de familie, beschouwen zich ook als zoodanig en noemen hun heer en meesteres effendi of aga babam (heer, vader) en kadin (moeder) evenals de eigen kinderen dit doen.
Dat in een land, waar de vormen van zooveel gewicht zijn, deze in de eerste plaats in huis worden in acht genomen, spreekt natuurlijk van zelf, vooral bij de hoogere standen mag daaraan niets ontbreken. De vrouw des huizes zit met hare schoonmoeder, en omgeven van hare dienstmaagden in het woonvertrek, als een der laatsten door het gewone teeken de komst van den huisvader aankondigt. De jonge meisjes verwijderen zich terstond, de anderen scharen zich in twee rijen bij de deur van den harem. Hij begroet ze met een ‘salem aleikum’, daarna ontdoen zij hem van mantel en sabel, als hij deze draagt, en begeleiden hem, doende alsof zij hem ondersteunen, naar de deur van de kamer. Daar treedt zijne vrouw hem tegemoet, kust zijne hand en drukt die aan lippen en voorhoofd, en daar zij het beschouwt dat dit bezoek de moeder geldt, volgt zij hem in het vertrek. Deze staat op en nu laat hij in eens zijne trotsche houding varen, buigt diep, kust haar de hand, wat de moeder hem dan ook doet.
Zoodra zij weder plaats genomen heeft, zegt zij: ‘ga zitten mijn kind!’ en dankende voor deze uitnoodiging wordt hieraan voldaan.
Nadat hij op een divan plaats heeft genomen en de dienstmaagden meer achterwaarts op den grond, staat de vrouw nog midden in het vertrek, want de moeder mag haar niet uitnoodigen ook te gaan zitten in tegenwoordigheid van haar zoon en deze mag dit niet doen wegens de tegenwoordigheid der moeder.
In het algemeen genomen, kan men de wijze waarop de man zijne vrouw behandelt het best vergelijken met die van een broeder tegenover eene veel jongere zuster, maar hieraan komt terstond een einde als de vrouw moeder is geworden; van af dat oogenblik geniet zij eene hoogachting en aanzien als